Woordenlijst

Leer werkwoorden – Noors

cms/verbs-webp/51573459.webp
fremheve
Du kan fremheve øynene dine godt med sminke.
benadrukken
Je kunt je ogen goed benadrukken met make-up.
cms/verbs-webp/40326232.webp
forstå
Jeg forsto endelig oppgaven!
begrijpen
Ik begreep eindelijk de taak!
cms/verbs-webp/112444566.webp
snakke med
Noen burde snakke med ham; han er så ensom.
praten met
Iemand zou met hem moeten praten; hij is zo eenzaam.
cms/verbs-webp/82845015.webp
melde
Alle om bord melder til kapteinen.
melden
Iedereen aan boord meldt zich bij de kapitein.
cms/verbs-webp/83776307.webp
flytte
Nevøen min flytter.
verhuizen
Mijn neefje gaat verhuizen.
cms/verbs-webp/122010524.webp
påta seg
Jeg har påtatt meg mange reiser.
ondernemen
Ik heb veel reizen ondernomen.
cms/verbs-webp/55269029.webp
bomme
Han bommet på spikeren og skadet seg selv.
missen
Hij miste de spijker en verwondde zichzelf.
cms/verbs-webp/71612101.webp
gå inn
T-banen har nettopp gått inn på stasjonen.
binnenkomen
De metro is net het station binnengekomen.
cms/verbs-webp/101158501.webp
takke
Han takket henne med blomster.
bedanken
Hij bedankte haar met bloemen.
cms/verbs-webp/110347738.webp
glede
Målet gleder de tyske fotballfansene.
verheugen
Het doelpunt verheugt de Duitse voetbalfans.
cms/verbs-webp/124053323.webp
sende
Han sender et brev.
sturen
Hij stuurt een brief.
cms/verbs-webp/104167534.webp
eie
Jeg eier en rød sportsbil.
bezitten
Ik bezit een rode sportwagen.