Woordenlijst
Leer werkwoorden – Noors

tale ut
Hun ønsker å tale ut til vennen sin.
uitspreken
Ze wil zich uitspreken tegen haar vriend.

male
Han maler veggen hvit.
schilderen
Hij schildert de muur wit.

begynne å løpe
Idrettsutøveren er i ferd med å begynne å løpe.
beginnen met rennen
De atleet staat op het punt om te beginnen met rennen.

gå videre
Du kan ikke gå videre på dette punktet.
verder gaan
Je kunt op dit punt niet verder gaan.

holde en tale
Politikeren holder en tale foran mange studenter.
een toespraak houden
De politicus houdt een toespraak voor veel studenten.

sortere
Jeg har fortsatt mange papirer å sortere.
sorteren
Ik heb nog veel papieren te sorteren.

ligge
Barna ligger sammen i gresset.
liggen
De kinderen liggen samen in het gras.

passere forbi
Toget passerer forbi oss.
voorbijgaan
De trein gaat aan ons voorbij.

straffe
Hun straffet datteren sin.
straffen
Ze strafte haar dochter.

komme overens
Avslutt krangelen og kom endelig overens!
overweg kunnen
Stop met ruziën en kunnen jullie eindelijk met elkaar overweg!

glemme
Hun har glemt navnet hans nå.
vergeten
Ze is nu zijn naam vergeten.
