Woordenlijst

Leer werkwoorden – Afrikaans

cms/verbs-webp/120509602.webp
vergewe
Sy kan hom nooit daarvoor vergewe nie!
vergeven
Ze kan het hem nooit vergeven!
cms/verbs-webp/122470941.webp
stuur
Ek het vir jou ’n boodskap gestuur.
sturen
Ik heb je een bericht gestuurd.
cms/verbs-webp/89869215.webp
skop
Hulle hou daarvan om te skop, maar net in tafelsokker.
schoppen
Ze schoppen graag, maar alleen bij tafelvoetbal.
cms/verbs-webp/122010524.webp
onderneem
Ek het al baie reise onderneem.
ondernemen
Ik heb veel reizen ondernomen.
cms/verbs-webp/84314162.webp
uitsprei
Hy sprei sy arms wyd uit.
uitspreiden
Hij spreidt zijn armen wijd uit.
cms/verbs-webp/106608640.webp
gebruik
Selfs klein kinders gebruik tablette.
gebruiken
Zelfs kleine kinderen gebruiken tablets.
cms/verbs-webp/49853662.webp
skryf oor
Die kunstenaars het oor die hele muur geskryf.
schrijven op
De kunstenaars hebben op de hele muur geschreven.
cms/verbs-webp/62069581.webp
stuur
Ek stuur vir jou ’n brief.
sturen
Ik stuur je een brief.
cms/verbs-webp/125088246.webp
imiteer
Die kind imiteer ’n vliegtuig.
imiteren
Het kind imiteert een vliegtuig.
cms/verbs-webp/65199280.webp
hardloop na
Die moeder hardloop na haar seun.
achterna rennen
De moeder rent achter haar zoon aan.
cms/verbs-webp/65840237.webp
stuur
Die goedere sal in ’n pakkie aan my gestuur word.
sturen
De goederen worden in een pakket naar mij gestuurd.
cms/verbs-webp/106851532.webp
kyk mekaar aan
Hulle het mekaar vir ’n lang tyd aangekyk.
elkaar aankijken
Ze keken elkaar lang aan.