Woordenlijst
Leer werkwoorden – Afrikaans

vergewe
Sy kan hom nooit daarvoor vergewe nie!
vergeven
Ze kan het hem nooit vergeven!

stuur
Ek het vir jou ’n boodskap gestuur.
sturen
Ik heb je een bericht gestuurd.

skop
Hulle hou daarvan om te skop, maar net in tafelsokker.
schoppen
Ze schoppen graag, maar alleen bij tafelvoetbal.

onderneem
Ek het al baie reise onderneem.
ondernemen
Ik heb veel reizen ondernomen.

uitsprei
Hy sprei sy arms wyd uit.
uitspreiden
Hij spreidt zijn armen wijd uit.

gebruik
Selfs klein kinders gebruik tablette.
gebruiken
Zelfs kleine kinderen gebruiken tablets.

skryf oor
Die kunstenaars het oor die hele muur geskryf.
schrijven op
De kunstenaars hebben op de hele muur geschreven.

stuur
Ek stuur vir jou ’n brief.
sturen
Ik stuur je een brief.

imiteer
Die kind imiteer ’n vliegtuig.
imiteren
Het kind imiteert een vliegtuig.

hardloop na
Die moeder hardloop na haar seun.
achterna rennen
De moeder rent achter haar zoon aan.

stuur
Die goedere sal in ’n pakkie aan my gestuur word.
sturen
De goederen worden in een pakket naar mij gestuurd.
