Woordenlijst

Leer werkwoorden – Afrikaans

cms/verbs-webp/21689310.webp
roep op
My onderwyser roep my dikwels op.
aanspreken
Mijn leraar spreekt me vaak aan.
cms/verbs-webp/123380041.webp
gebeur aan
Het iets met hom in die werkongeluk gebeur?
overkomen
Is hem iets overkomen tijdens het werkongeluk?
cms/verbs-webp/1502512.webp
lees
Ek kan nie sonder brille lees nie.
lezen
Ik kan niet zonder bril lezen.
cms/verbs-webp/35071619.webp
verbygaan
Die twee gaan by mekaar verby.
voorbijgaan
De twee lopen elkaar voorbij.
cms/verbs-webp/73880931.webp
maak skoon
Die werker maak die venster skoon.
schoonmaken
De werker maakt het raam schoon.
cms/verbs-webp/73488967.webp
ondersoek
Bloed monsters word in hierdie laboratorium ondersoek.
onderzoeken
Bloedmonsters worden in dit lab onderzocht.
cms/verbs-webp/78063066.webp
hou
Ek hou my geld in my nagkassie.
bewaren
Ik bewaar mijn geld in mijn nachtkastje.
cms/verbs-webp/70864457.webp
bring
Die afleweringspersoon bring die kos.
brengen
De bezorger brengt het eten.
cms/verbs-webp/44518719.webp
stap
Hierdie pad moet nie gestap word nie.
bewandelen
Dit pad mag niet bewandeld worden.
cms/verbs-webp/65915168.webp
ritsel
Die blare ritsel onder my voete.
ritselen
De bladeren ritselen onder mijn voeten.
cms/verbs-webp/120220195.webp
verkoop
Die handelaars verkoop baie goedere.
verkopen
De handelaren verkopen veel goederen.
cms/verbs-webp/104167534.webp
besit
Ek besit ’n rooi sportmotor.
bezitten
Ik bezit een rode sportwagen.