Woordenlijst
Leer werkwoorden – Bosnisch

boriti se
Sportaši se bore jedan protiv drugog.
vechten
De atleten vechten tegen elkaar.

udariti
Ona udara lopticu preko mreže.
slaan
Ze slaat de bal over het net.

misliti
Koga misliš da je jači?
denken
Wie denk je dat sterker is?

postaviti
Morate postaviti sat.
instellen
Je moet de klok instellen.

igrati
Dijete radije igra samostalno.
spelen
Het kind speelt liever alleen.

jasno vidjeti
Svojim novim naočalama sve jasno vidim.
duidelijk zien
Ik kan alles duidelijk zien door mijn nieuwe bril.

dodirnuti
Farmer dodiruje svoje biljke.
aanraken
De boer raakt zijn planten aan.

tražiti
Policija traži počinitelja.
zoeken naar
De politie zoekt naar de dader.

čekati
Ona čeka autobus.
wachten
Ze wacht op de bus.

birati
Uzela je telefon i birala broj.
draaien
Ze pakte de telefoon en draaide het nummer.

istraživati
Astronauti žele istraživati svemir.
verkennen
De astronauten willen de ruimte verkennen.
