Woordenlijst
Leer werkwoorden – Bosnisch

udariti
Pazi, konj može udariti!
schoppen
Pas op, het paard kan schoppen!

početi
Planinari su počeli rano ujutro.
beginnen
De wandelaars begonnen vroeg in de ochtend.

prilagoditi
Tkanina se prilagođava veličini.
op maat snijden
De stof wordt op maat gesneden.

miješati
Slikar miješa boje.
mengen
De schilder mengt de kleuren.

sortirati
Voli sortirati svoje marke.
sorteren
Hij sorteert graag zijn postzegels.

naglasiti
Oči možete dobro naglasiti šminkom.
benadrukken
Je kunt je ogen goed benadrukken met make-up.

ostaviti
Vlasnici ostavljaju svoje pse meni na šetnju.
overlaten
De eigenaren laten hun honden aan mij over voor een wandeling.

morati
Ovdje mora sići.
moeten
Hij moet hier uitstappen.

trčati za
Majka trči za svojim sinom.
achterna rennen
De moeder rent achter haar zoon aan.

stići
Mnogo ljudi stiže kamperom na odmor.
aankomen
Veel mensen komen op vakantie met een camper aan.

prekriti
Dijete se prekriva.
bedekken
Het kind bedekt zichzelf.
