Woordenlijst
Leer werkwoorden – Tsjechisch

viset
Rampouchy visí ze střechy.
hangen
IJsspegels hangen van het dak.

následovat
Můj pes mě následuje, když běhám.
volgen
Mijn hond volgt me als ik jog.

chutnat
Tohle skutečně chutná!
smaken
Dit smaakt echt goed!

dorazit
Letadlo dorazilo včas.
aankomen
Het vliegtuig is op tijd aangekomen.

míchat
Můžete si smíchat zdravý salát se zeleninou.
mengen
Je kunt een gezonde salade met groenten mengen.

podávat
Číšník podává jídlo.
serveren
De ober serveert het eten.

volat
Dívka volá svému kamarádovi.
bellen
Het meisje belt haar vriendin.

obsahovat
Ryby, sýr a mléko obsahují hodně bílkovin.
bevatten
Vis, kaas en melk bevatten veel eiwitten.

kontrolovat
Mechanik kontroluje funkce auta.
controleren
De monteur controleert de functies van de auto.

projít
Může tudy projít kočka?
doorgaan
Kan de kat door dit gat gaan?

fungovat
Motorka je rozbitá; už nefunguje.
werken
De motorfiets is kapot; hij werkt niet meer.
