Woordenlijst

Leer werkwoorden – Portugees (PT)

cms/verbs-webp/40326232.webp
entender
Eu finalmente entendi a tarefa!
begrijpen
Ik begreep eindelijk de taak!
cms/verbs-webp/108014576.webp
reencontrar
Eles finalmente se reencontram.
weerzien
Ze zien elkaar eindelijk weer.
cms/verbs-webp/117284953.webp
escolher
Ela escolhe um novo par de óculos escuros.
uitzoeken
Ze zoekt een nieuwe zonnebril uit.
cms/verbs-webp/84365550.webp
transportar
O caminhão transporta as mercadorias.
vervoeren
De vrachtwagen vervoert de goederen.
cms/verbs-webp/118861770.webp
temer
A criança tem medo no escuro.
bang zijn
Het kind is bang in het donker.
cms/verbs-webp/114052356.webp
queimar
A carne não deve queimar na grelha.
branden
Het vlees mag niet branden op de grill.
cms/verbs-webp/111750432.webp
pendurar
Ambos estão pendurados em um galho.
hangen
Ze hangen beide aan een tak.
cms/verbs-webp/95938550.webp
levar
Nós levamos uma árvore de Natal conosco.
meenemen
We hebben een kerstboom meegenomen.
cms/verbs-webp/82378537.webp
descartar
Estes pneus de borracha velhos devem ser descartados separadamente.
weggooien
Deze oude rubberen banden moeten apart worden weggegooid.
cms/verbs-webp/75423712.webp
mudar
A luz mudou para verde.
veranderen
Het licht veranderde in groen.
cms/verbs-webp/41935716.webp
perder-se
É fácil se perder na floresta.
verdwalen
Het is gemakkelijk om in het bos te verdwalen.
cms/verbs-webp/101742573.webp
pintar
Ela pintou suas mãos.
schilderen
Ze heeft haar handen geschilderd.