Woordenlijst
Leer werkwoorden – Portugees (PT)

entender
Eu finalmente entendi a tarefa!
begrijpen
Ik begreep eindelijk de taak!

reencontrar
Eles finalmente se reencontram.
weerzien
Ze zien elkaar eindelijk weer.

escolher
Ela escolhe um novo par de óculos escuros.
uitzoeken
Ze zoekt een nieuwe zonnebril uit.

transportar
O caminhão transporta as mercadorias.
vervoeren
De vrachtwagen vervoert de goederen.

temer
A criança tem medo no escuro.
bang zijn
Het kind is bang in het donker.

queimar
A carne não deve queimar na grelha.
branden
Het vlees mag niet branden op de grill.

pendurar
Ambos estão pendurados em um galho.
hangen
Ze hangen beide aan een tak.

levar
Nós levamos uma árvore de Natal conosco.
meenemen
We hebben een kerstboom meegenomen.

descartar
Estes pneus de borracha velhos devem ser descartados separadamente.
weggooien
Deze oude rubberen banden moeten apart worden weggegooid.

mudar
A luz mudou para verde.
veranderen
Het licht veranderde in groen.

perder-se
É fácil se perder na floresta.
verdwalen
Het is gemakkelijk om in het bos te verdwalen.
