Woordenlijst
Leer werkwoorden – Portugees (PT)

cancelar
Ele infelizmente cancelou a reunião.
annuleren
Hij heeft helaas de vergadering geannuleerd.

virar
Ela vira a carne.
draaien
Ze draait het vlees.

tocar
Quem tocou a campainha?
bellen
Wie heeft er aan de deurbel gebeld?

aceitar
Algumas pessoas não querem aceitar a verdade.
accepteren
Sommige mensen willen de waarheid niet accepteren.

levar
A mãe leva a filha de volta para casa.
terugrijden
De moeder rijdt met de dochter terug naar huis.

desligar
Ela desliga o despertador.
uitzetten
Ze zet de wekker uit.

mudar
A luz mudou para verde.
veranderen
Het licht veranderde in groen.

investir
Em que devemos investir nosso dinheiro?
investeren
Waar moeten we ons geld in investeren?

criticar
O chefe critica o funcionário.
bekritiseren
De baas bekritiseert de werknemer.

desligar
Ela desliga a eletricidade.
uitzetten
Ze zet de elektriciteit uit.

preferir
Nossa filha não lê livros; ela prefere o telefone.
verkiezen
Onze dochter leest geen boeken; ze verkiest haar telefoon.
