Woordenlijst

Leer werkwoorden – Zweeds

cms/verbs-webp/108118259.webp
glömma
Hon har glömt hans namn nu.
vergeten
Ze is nu zijn naam vergeten.
cms/verbs-webp/96628863.webp
spara
Flickan sparar sitt fickpengar.
sparen
Het meisje spaart haar zakgeld.
cms/verbs-webp/129235808.webp
lyssna
Han gillar att lyssna på sin gravida frus mage.
luisteren
Hij luistert graag naar de buik van zijn zwangere vrouw.
cms/verbs-webp/71991676.webp
lämna kvar
De lämnade av misstag sitt barn på stationen.
achterlaten
Ze hebben hun kind per ongeluk op het station achtergelaten.
cms/verbs-webp/93031355.webp
våga
Jag vågar inte hoppa i vattnet.
durven
Ik durf niet in het water te springen.
cms/verbs-webp/83776307.webp
flytta
Min brorson flyttar.
verhuizen
Mijn neefje gaat verhuizen.
cms/verbs-webp/90032573.webp
veta
Barnen är mycket nyfikna och vet redan mycket.
weten
De kinderen zijn erg nieuwsgierig en weten al veel.
cms/verbs-webp/123237946.webp
hända
En olycka har hänt här.
gebeuren
Hier is een ongeluk gebeurd.
cms/verbs-webp/118485571.webp
göra för
De vill göra något för sin hälsa.
doen voor
Ze willen iets voor hun gezondheid doen.
cms/verbs-webp/90292577.webp
komma igenom
Vattnet var för högt; lastbilen kunde inte komma igenom.
doorkomen
Het water was te hoog; de truck kon er niet doorheen.
cms/verbs-webp/120282615.webp
investera
Vad ska vi investera våra pengar i?
investeren
Waar moeten we ons geld in investeren?
cms/verbs-webp/92207564.webp
åka
De åker så snabbt de kan.
rijden
Ze rijden zo snel als ze kunnen.