Woordenlijst

Leer werkwoorden – Zweeds

cms/verbs-webp/18473806.webp
få en tur
Vänta, du får din tur snart!
aan de beurt komen
Even wachten, je komt zo aan de beurt!
cms/verbs-webp/33688289.webp
släppa in
Man ska aldrig släppa in främlingar.
binnenlaten
Men moet nooit vreemden binnenlaten.
cms/verbs-webp/98294156.webp
handla med
Folk handlar med begagnade möbler.
handelen
Mensen handelen in gebruikte meubels.
cms/verbs-webp/122632517.webp
gå fel
Allt går fel idag!
misgaan
Alles gaat vandaag mis!
cms/verbs-webp/100434930.webp
sluta
Rutten slutar här.
eindigen
De route eindigt hier.
cms/verbs-webp/117953809.webp
tåla
Hon kan inte tåla sången.
verdragen
Ze kan het zingen niet verdragen.
cms/verbs-webp/853759.webp
sälja ut
Varorna säljs ut.
uitverkopen
De koopwaar wordt uitverkocht.
cms/verbs-webp/101938684.webp
utföra
Han utför reparationen.
uitvoeren
Hij voert de reparatie uit.
cms/verbs-webp/64904091.webp
plocka upp
Vi måste plocka upp alla äpplen.
oprapen
We moeten alle appels oprapen.
cms/verbs-webp/106787202.webp
komma hem
Pappa har äntligen kommit hem!
thuiskomen
Papa is eindelijk thuisgekomen!
cms/verbs-webp/90643537.webp
sjunga
Barnen sjunger en sång.
zingen
De kinderen zingen een lied.
cms/verbs-webp/116932657.webp
Han får en bra pension på ålderns höst.
ontvangen
Hij ontvangt een goed pensioen op oudere leeftijd.