Woordenlijst

Leer werkwoorden – Frans

cms/verbs-webp/78063066.webp
garder
Je garde mon argent dans ma table de nuit.
bewaren
Ik bewaar mijn geld in mijn nachtkastje.
cms/verbs-webp/74036127.webp
rater
L’homme a raté son train.
missen
De man heeft zijn trein gemist.
cms/verbs-webp/47969540.webp
devenir aveugle
L’homme aux badges est devenu aveugle.
blind worden
De man met de badges is blind geworden.
cms/verbs-webp/42111567.webp
faire une erreur
Réfléchis bien pour ne pas faire d’erreur!
een fout maken
Denk goed na zodat je geen fout maakt!
cms/verbs-webp/41935716.webp
se perdre
Il est facile de se perdre dans les bois.
verdwalen
Het is gemakkelijk om in het bos te verdwalen.
cms/verbs-webp/59066378.webp
faire attention à
On doit faire attention aux signaux routiers.
opletten
Men moet opletten voor de verkeerstekens.
cms/verbs-webp/119747108.webp
manger
Que voulons-nous manger aujourd’hui?
eten
Wat willen we vandaag eten?
cms/verbs-webp/108350963.webp
enrichir
Les épices enrichissent notre nourriture.
verrijken
Specerijen verrijken ons eten.
cms/verbs-webp/21529020.webp
courir vers
La fille court vers sa mère.
toelopen
Het meisje loopt naar haar moeder toe.
cms/verbs-webp/71883595.webp
ignorer
L’enfant ignore les paroles de sa mère.
negeren
Het kind negeert de woorden van zijn moeder.
cms/verbs-webp/90287300.webp
sonner
Entends-tu la cloche sonner?
rinkelen
Hoor je de bel rinkelen?
cms/verbs-webp/5135607.webp
déménager
Le voisin déménage.
verhuizen
De buurman verhuist.