Woordenlijst
Leer werkwoorden – Frans

servir
Le serveur sert la nourriture.
serveren
De ober serveert het eten.

restreindre
Le commerce devrait-il être restreint?
beperken
Moet handel worden beperkt?

présenter
Il présente sa nouvelle petite amie à ses parents.
voorstellen
Hij stelt zijn nieuwe vriendin voor aan zijn ouders.

rappeler
L’ordinateur me rappelle mes rendez-vous.
herinneren
De computer herinnert me aan mijn afspraken.

s’enfuir
Certains enfants s’enfuient de chez eux.
weglopen
Sommige kinderen lopen van huis weg.

pardonner
Je lui pardonne ses dettes.
vergeven
Ik vergeef hem zijn schulden.

terminer
Il termine son parcours de jogging chaque jour.
voltooien
Hij voltooit elke dag zijn jogroute.

prononcer un discours
Le politicien prononce un discours devant de nombreux étudiants.
een toespraak houden
De politicus houdt een toespraak voor veel studenten.

passer
Le temps passe parfois lentement.
voorbijgaan
De tijd gaat soms langzaam voorbij.

vivre
Ils vivent dans une colocation.
wonen
Ze wonen in een gedeeld appartement.

ouvrir
Le festival a été ouvert avec des feux d’artifice.
openen
Het festival werd geopend met vuurwerk.
