Woordenlijst

Leer werkwoorden – Afrikaans

cms/verbs-webp/108118259.webp
vergeet
Sy het nou sy naam vergeet.
vergeten
Ze is nu zijn naam vergeten.
cms/verbs-webp/123786066.webp
drink
Sy drink tee.
drinken
Ze drinkt thee.
cms/verbs-webp/122707548.webp
staan
Die bergklimmer staan op die piek.
staan
De bergbeklimmer staat op de top.
cms/verbs-webp/94193521.webp
draai
Jy mag links draai.
draaien
Je mag naar links draaien.
cms/verbs-webp/40129244.webp
uitklim
Sy klim uit die motor uit.
uitgaan
Ze stapt uit de auto.
cms/verbs-webp/84506870.webp
dronk raak
Hy raak amper elke aand dronk.
worden dronken
Hij wordt bijna elke avond dronken.
cms/verbs-webp/129235808.webp
luister
Hy luister graag na sy swanger vrou se maag.
luisteren
Hij luistert graag naar de buik van zijn zwangere vrouw.
cms/verbs-webp/100634207.webp
verduidelik
Sy verduidelik aan hom hoe die toestel werk.
uitleggen
Ze legt hem uit hoe het apparaat werkt.
cms/verbs-webp/40632289.webp
gesels
Studente moet nie tydens die klas gesels nie.
kletsen
Studenten mogen niet kletsen tijdens de les.
cms/verbs-webp/105238413.webp
spaar
Jy kan geld op verhitting spaar.
besparen
Je kunt geld besparen op verwarming.
cms/verbs-webp/17624512.webp
gewoond raak
Kinders moet gewoond raak aan tandeborsel.
wennen aan
Kinderen moeten wennen aan het tandenpoetsen.
cms/verbs-webp/123619164.webp
swem
Sy swem gereeld.
zwemmen
Ze zwemt regelmatig.