Woordenlijst
Leer werkwoorden – Afrikaans
stel voor
Die vrou stel iets aan haar vriendin voor.
voorstellen
De vrouw stelt iets voor aan haar vriendin.
bring
Die boodskapper bring ’n pakkie.
brengen
De koerier brengt een pakketje.
beperk
Moet handel beperk word?
beperken
Moet handel worden beperkt?
versorg
Ons opsigter sorg vir sneeuverwydering.
zorgen voor
Onze conciërge zorgt voor de sneeuwruiming.
mis
Hy het die kans vir ’n doel gemis.
missen
Hij miste de kans op een doelpunt.
noem
Hoeveel lande kan jy noem?
noemen
Hoeveel landen kun je noemen?
noem
Die baas het genoem dat hy hom sal ontslaan.
vermelden
De baas vermeldde dat hij hem zal ontslaan.
veroorsaak
Suiker veroorsaak baie siektes.
veroorzaken
Suiker veroorzaakt veel ziekten.
opdateer
Deesdae moet jy jou kennis voortdurend opdateer.
updaten
Tegenwoordig moet je je kennis voortdurend updaten.
mors
Energie moet nie gemors word nie.
verspillen
Energie mag niet verspild worden.
dronk raak
Hy raak amper elke aand dronk.
worden dronken
Hij wordt bijna elke avond dronken.