Woordenlijst
Leer werkwoorden – Afrikaans

vergeet
Sy het nou sy naam vergeet.
vergeten
Ze is nu zijn naam vergeten.

drink
Sy drink tee.
drinken
Ze drinkt thee.

staan
Die bergklimmer staan op die piek.
staan
De bergbeklimmer staat op de top.

draai
Jy mag links draai.
draaien
Je mag naar links draaien.

uitklim
Sy klim uit die motor uit.
uitgaan
Ze stapt uit de auto.

dronk raak
Hy raak amper elke aand dronk.
worden dronken
Hij wordt bijna elke avond dronken.

luister
Hy luister graag na sy swanger vrou se maag.
luisteren
Hij luistert graag naar de buik van zijn zwangere vrouw.

verduidelik
Sy verduidelik aan hom hoe die toestel werk.
uitleggen
Ze legt hem uit hoe het apparaat werkt.

gesels
Studente moet nie tydens die klas gesels nie.
kletsen
Studenten mogen niet kletsen tijdens de les.

spaar
Jy kan geld op verhitting spaar.
besparen
Je kunt geld besparen op verwarming.

gewoond raak
Kinders moet gewoond raak aan tandeborsel.
wennen aan
Kinderen moeten wennen aan het tandenpoetsen.
