Woordenlijst

Leer werkwoorden – Afrikaans

cms/verbs-webp/100466065.webp
uitlaat
Jy kan die suiker in die tee uitlaat.
weglaten
Je kunt de suiker in de thee weglaten.
cms/verbs-webp/103797145.webp
aanstel
Die maatskappy wil meer mense aanstel.
aannemen
Het bedrijf wil meer mensen aannemen.
cms/verbs-webp/120128475.webp
dink
Sy moet altyd aan hom dink.
denken
Ze moet altijd aan hem denken.
cms/verbs-webp/110646130.webp
bedek
Sy het die brood met kaas bedek.
bedekken
Ze heeft het brood met kaas bedekt.
cms/verbs-webp/106725666.webp
kyk na
Hy kyk na wie daar woon.
controleren
Hij controleert wie daar woont.
cms/verbs-webp/110401854.webp
akkommodasie kry
Ons het akkommodasie in ’n goedkoop hotel gekry.
onderdak vinden
We vonden onderdak in een goedkoop hotel.
cms/verbs-webp/79404404.webp
nodig hê
Ek’s dors, ek het water nodig!
nodig hebben
Ik heb dorst, ik heb water nodig!
cms/verbs-webp/77646042.webp
brand
Jy moet nie geld brand nie.
verbranden
Je moet geen geld verbranden.
cms/verbs-webp/79046155.webp
herhaal
Kan jy dit asseblief herhaal?
herhalen
Kun je dat alstublieft herhalen?
cms/verbs-webp/89636007.webp
teken
Hy het die kontrak geteken.
ondertekenen
Hij ondertekende het contract.
cms/verbs-webp/57248153.webp
noem
Die baas het genoem dat hy hom sal ontslaan.
vermelden
De baas vermeldde dat hij hem zal ontslaan.
cms/verbs-webp/84506870.webp
dronk raak
Hy raak amper elke aand dronk.
worden dronken
Hij wordt bijna elke avond dronken.