Woordenlijst
Leer werkwoorden – Tsjechisch

odkazovat
Učitel odkazuje na příklad na tabuli.
verwijzen
De leraar verwijst naar het voorbeeld op het bord.

vystačit
Musí vystačit s málo penězi.
rondkomen
Ze moet rondkomen met weinig geld.

začít
S manželstvím začíná nový život.
beginnen
Een nieuw leven begint met een huwelijk.

jmenovat
Kolik zemí dokážete jmenovat?
noemen
Hoeveel landen kun je noemen?

podávat
Dnes nám jídlo podává sám kuchař.
bedienen
De chef bedient ons vandaag zelf.

zastat se
Dva přátelé vždy chtějí zastat jeden druhého.
opkomen voor
De twee vrienden willen altijd voor elkaar opkomen.

lehnout si
Byli unavení a lehli si.
liggen
Ze waren moe en gingen liggen.

běžet směrem k
Dívka běží směrem ke své matce.
toelopen
Het meisje loopt naar haar moeder toe.

být
Neměl bys být smutný!
zijn
Je moet niet verdrietig zijn!

odvézt
Matka odveze dceru domů.
terugrijden
De moeder rijdt met de dochter terug naar huis.

pokazit se
Dnes se všechno pokazilo!
misgaan
Alles gaat vandaag mis!
