Slovník
Naučte se slovesa – holandština
bewijzen
Hij wil een wiskundige formule bewijzen.
dokázat
Chce dokázat matematický vzorec.
kijken
Ze kijkt door een gat.
dívat se
Dívá se skrz díru.
bezoeken
Een oude vriend bezoekt haar.
navštívit
Starý přítel ji navštíví.
opschrijven
Je moet het wachtwoord opschrijven!
zapsat
Musíte si zapsat heslo!
voor laten
Niemand wil hem voor laten gaan bij de kassa van de supermarkt.
pustit před
Nikdo ho nechce pustit před sebe u pokladny v supermarketu.
aannemen
De sollicitant werd aangenomen.
najmout
Uchazeč byl najat.
optrekken
De helikopter trekt de twee mannen omhoog.
vytáhnout
Helikoptéra vytahuje dva muže nahoru.
bewegen
Het is gezond om veel te bewegen.
pohybovat se
Je zdravé se hodně pohybovat.
genoeg zijn
Dat is genoeg, je irriteert!
stačit
To stačí, otravuješ!
mengen
De schilder mengt de kleuren.
míchat
Malíř míchá barvy.
vaststellen
De datum wordt vastgesteld.
stanovit
Termín se stanovuje.