Slovník

Naučte se slovesa – holandština

cms/verbs-webp/112444566.webp
praten met
Iemand zou met hem moeten praten; hij is zo eenzaam.
mluvit s
S ním by měl někdo mluvit; je tak osamělý.
cms/verbs-webp/41918279.webp
weglopen
Onze zoon wilde van huis weglopen.
utéct
Náš syn chtěl utéct z domu.
cms/verbs-webp/86064675.webp
duwen
De auto stopte en moest geduwd worden.
tlačit
Auto se zastavilo a muselo být tlačeno.
cms/verbs-webp/108556805.webp
naar beneden kijken
Ik kon vanuit het raam naar het strand beneden kijken.
podívat se dolů
Mohl jsem se z okna podívat na pláž.
cms/verbs-webp/96061755.webp
bedienen
De chef bedient ons vandaag zelf.
podávat
Dnes nám jídlo podává sám kuchař.
cms/verbs-webp/70864457.webp
brengen
De bezorger brengt het eten.
přinášet
Rozvozka přináší jídlo.
cms/verbs-webp/117491447.webp
afhangen van
Hij is blind en is afhankelijk van hulp van buitenaf.
záviset
Je slepý a závisí na vnější pomoci.
cms/verbs-webp/74908730.webp
veroorzaken
Te veel mensen veroorzaken snel chaos.
způsobit
Příliš mnoho lidí rychle způsobí chaos.
cms/verbs-webp/100565199.webp
ontbijten
We ontbijten het liefst op bed.
snídat
Rádi snídáme v posteli.
cms/verbs-webp/54887804.webp
garanderen
Verzekering garandeert bescherming bij ongevallen.
garantovat
Pojištění garantuje ochranu v případě nehod.
cms/verbs-webp/80427816.webp
corrigeren
De leraar corrigeert de essays van de studenten.
opravit
Učitel opravuje eseje studentů.
cms/verbs-webp/108580022.webp
terugkeren
De vader is teruggekeerd uit de oorlog.
vrátit se
Otec se vrátil z války.