Slovník
Naučte se slovesa – holandština
opzoeken
Wat je niet weet, moet je opzoeken.
vyhledat
Co nevíš, musíš si vyhledat.
samenwonen
De twee zijn van plan om binnenkort samen te gaan wonen.
stěhovat se k sobě
Dva plánují brzy stěhovat se k sobě.
beïnvloeden
Laat je niet door anderen beïnvloeden!
ovlivnit
Nenechte se ovlivnit ostatními!
oprapen
We moeten alle appels oprapen.
sebrat
Musíme sebrat všechna jablka.
investeren
Waar moeten we ons geld in investeren?
investovat
Do čeho bychom měli investovat naše peníze?
missen
De man heeft zijn trein gemist.
minout
Muž minul svůj vlak.
werken
De motorfiets is kapot; hij werkt niet meer.
fungovat
Motorka je rozbitá; už nefunguje.
verwijderen
Onkruid moet verwijderd worden.
vytáhnout
Plevel je třeba vytáhnout.
openen
De kluis kan worden geopend met de geheime code.
otevřít
Trezor lze otevřít tajným kódem.
overrijden
Helaas worden er nog veel dieren overreden door auto’s.
přejet
Bohužel, mnoho zvířat je stále přejížděno auty.
begeleiden
De hond begeleidt hen.
doprovodit
Pes je doprovází.