Slovník

Naučte se slovesa – holandština

cms/verbs-webp/121264910.webp
snijden
Voor de salade moet je de komkommer snijden.
nakrájet
Pro salát musíte nakrájet okurku.
cms/verbs-webp/99455547.webp
accepteren
Sommige mensen willen de waarheid niet accepteren.
přijmout
Někteří lidé nechtějí přijmout pravdu.
cms/verbs-webp/106787202.webp
thuiskomen
Papa is eindelijk thuisgekomen!
přijít domů
Táta konečně přišel domů!
cms/verbs-webp/98294156.webp
handelen
Mensen handelen in gebruikte meubels.
obchodovat
Lidé obchodují s použitým nábytkem.
cms/verbs-webp/106591766.webp
genoeg zijn
Een salade is voor mij genoeg voor de lunch.
stačit
Salát mi na oběd stačí.
cms/verbs-webp/41935716.webp
verdwalen
Het is gemakkelijk om in het bos te verdwalen.
ztratit se
V lese je snadné se ztratit.
cms/verbs-webp/40094762.webp
wekken
De wekker wekt haar om 10 uur ’s ochtends.
probudit
Budík ji probudí v 10 hodin.
cms/verbs-webp/68841225.webp
begrijpen
Ik kan je niet begrijpen!
rozumět
Nerozumím vám!
cms/verbs-webp/101765009.webp
begeleiden
De hond begeleidt hen.
doprovodit
Pes je doprovází.
cms/verbs-webp/101556029.webp
weigeren
Het kind weigert zijn eten.
odmítnout
Dítě odmítá jídlo.
cms/verbs-webp/59121211.webp
bellen
Wie heeft er aan de deurbel gebeld?
zvonit
Kdo zazvonil na zvonek?
cms/verbs-webp/120220195.webp
verkopen
De handelaren verkopen veel goederen.
prodávat
Obchodníci prodávají mnoho zboží.