Slovník
Naučte se slovesa – holandština

overdoen
De student heeft een jaar overgedaan.
opakovat
Student opakoval rok.

tentoonstellen
Hier wordt moderne kunst tentoongesteld.
vystavovat
Zde je vystavováno moderní umění.

trekken
Hoe gaat hij die grote vis eruit trekken?
vytáhnout
Jak chce vytáhnout tu velkou rybu?

bekritiseren
De baas bekritiseert de werknemer.
kritizovat
Šéf kritizuje zaměstnance.

geschikt zijn
Het pad is niet geschikt voor fietsers.
hodit se
Cesta není vhodná pro cyklisty.

schreeuwen
Als je gehoord wilt worden, moet je je boodschap luid schreeuwen.
křičet
Chcete-li být slyšeni, musíte křičet svou zprávu nahlas.

voorbijgaan
De middeleeuwse periode is voorbijgegaan.
uplynout
Středověký období již uplynulo.

terechtkomen
Hoe zijn we in deze situatie terechtgekomen?
ocitnout se
Jak jsme se ocitli v této situaci?

vertrekken
De trein vertrekt.
odjet
Vlak odjíždí.

vooruitgang boeken
Slakken boeken alleen langzame vooruitgang.
postoupit
Šneci postupují jen pomalu.

uitleggen
Opa legt de wereld uit aan zijn kleinzoon.
vysvětlit
Dědeček vnukovi vysvětluje svět.
