Slovník

Naučte se slovesa – holandština

cms/verbs-webp/104818122.webp
repareren
Hij wilde de kabel repareren.
opravit
Chtěl opravit kabel.
cms/verbs-webp/70055731.webp
vertrekken
De trein vertrekt.
odjet
Vlak odjíždí.
cms/verbs-webp/41935716.webp
verdwalen
Het is gemakkelijk om in het bos te verdwalen.
ztratit se
V lese je snadné se ztratit.
cms/verbs-webp/35137215.webp
slaan
Ouders zouden hun kinderen niet moeten slaan.
bít
Rodiče by neměli bít své děti.
cms/verbs-webp/67095816.webp
samenwonen
De twee zijn van plan om binnenkort samen te gaan wonen.
stěhovat se k sobě
Dva plánují brzy stěhovat se k sobě.
cms/verbs-webp/116835795.webp
aankomen
Veel mensen komen op vakantie met een camper aan.
dorazit
Mnoho lidí dorazí na dovolenou obytným automobilem.
cms/verbs-webp/90292577.webp
doorkomen
Het water was te hoog; de truck kon er niet doorheen.
projet
Voda byla příliš vysoká; náklaďák nemohl projet.
cms/verbs-webp/100011426.webp
beïnvloeden
Laat je niet door anderen beïnvloeden!
ovlivnit
Nenechte se ovlivnit ostatními!
cms/verbs-webp/4553290.webp
binnenkomen
Het schip komt de haven binnen.
vstoupit
Loď vstupuje do přístavu.
cms/verbs-webp/30793025.webp
pronken
Hij pronkt graag met zijn geld.
chlubit se
Rád se chlubí svými penězi.
cms/verbs-webp/110056418.webp
een toespraak houden
De politicus houdt een toespraak voor veel studenten.
pronést řeč
Politik pronáší řeč před mnoha studenty.
cms/verbs-webp/127554899.webp
verkiezen
Onze dochter leest geen boeken; ze verkiest haar telefoon.
preferovat
Naše dcera nečte knihy; preferuje svůj telefon.