Slovník
Naučte se slovesa – holandština

vertegenwoordigen
Advocaten vertegenwoordigen hun cliënten in de rechtbank.
zastupovat
Advokáti zastupují své klienty u soudu.

bezoeken
Een oude vriend bezoekt haar.
navštívit
Starý přítel ji navštíví.

een toespraak houden
De politicus houdt een toespraak voor veel studenten.
pronést řeč
Politik pronáší řeč před mnoha studenty.

publiceren
Reclame wordt vaak in kranten gepubliceerd.
publikovat
Reklama je často publikována v novinách.

bedekken
De waterlelies bedekken het water.
pokrýt
Lekníny pokrývají vodu.

naar huis rijden
Na het winkelen rijden de twee naar huis.
dovézt
Po nákupu oba dovezou domů.

overwinnen
De atleten overwinnen de waterval.
překonat
Sportovci překonali vodopád.

verdragen
Ze kan de pijn nauwelijks verdragen!
vydržet
Těžko vydrží tu bolest!

durven
Ik durf niet in het water te springen.
odvážit se
Neodvážím se skočit do vody.

bedekken
Het kind bedekt zichzelf.
zakrýt
Dítě se zakrývá.

verdwalen
Het is gemakkelijk om in het bos te verdwalen.
ztratit se
V lese je snadné se ztratit.
