Woordenlijst
Leer werkwoorden – Tsjechisch
zrušit
Bohužel zrušil schůzku.
annuleren
Hij heeft helaas de vergadering geannuleerd.
pustit před
Nikdo ho nechce pustit před sebe u pokladny v supermarketu.
voor laten
Niemand wil hem voor laten gaan bij de kassa van de supermarkt.
opakovat
Student opakoval rok.
overdoen
De student heeft een jaar overgedaan.
viset
Houpací síť visí ze stropu.
hangen
De hangmat hangt aan het plafond.
jíst
Co dnes chceme jíst?
eten
Wat willen we vandaag eten?
snížit
Určitě potřebuji snížit své náklady na vytápění.
verminderen
Ik moet absoluut mijn stookkosten verminderen.
zatěžovat
Kancelářská práce ji hodně zatěžuje.
belasten
Kantoorwerk belast haar erg.
odpustit
Nikdy mu to nemůže odpustit!
vergeven
Ze kan het hem nooit vergeven!
posílat
Tato společnost posílá zboží po celém světě.
sturen
Dit bedrijf stuurt goederen over de hele wereld.
hodit se
Cesta není vhodná pro cyklisty.
geschikt zijn
Het pad is niet geschikt voor fietsers.
spustit
Kouř spustil poplach.
activeren
De rook activeerde het alarm.