Woordenlijst
Leer werkwoorden – Engels (US)

depart
The train departs.
vertrekken
De trein vertrekt.

stop
You must stop at the red light.
stoppen
Je moet stoppen bij het rode licht.

generate
We generate electricity with wind and sunlight.
genereren
We genereren elektriciteit met wind en zonlicht.

eat
What do we want to eat today?
eten
Wat willen we vandaag eten?

read
I can’t read without glasses.
lezen
Ik kan niet zonder bril lezen.

look
She looks through binoculars.
kijken
Ze kijkt door een verrekijker.

think
She always has to think about him.
denken
Ze moet altijd aan hem denken.

bring
The messenger brings a package.
brengen
De koerier brengt een pakketje.

hug
He hugs his old father.
knuffelen
Hij knuffelt zijn oude vader.

stand up for
The two friends always want to stand up for each other.
opkomen voor
De twee vrienden willen altijd voor elkaar opkomen.

speak up
Whoever knows something may speak up in class.
opmerken
Wie iets weet, mag in de klas opmerken.
