Woordenlijst

Leer werkwoorden – Engels (US)

cms/verbs-webp/70055731.webp
depart
The train departs.
vertrekken
De trein vertrekt.
cms/verbs-webp/44848458.webp
stop
You must stop at the red light.
stoppen
Je moet stoppen bij het rode licht.
cms/verbs-webp/105934977.webp
generate
We generate electricity with wind and sunlight.
genereren
We genereren elektriciteit met wind en zonlicht.
cms/verbs-webp/119747108.webp
eat
What do we want to eat today?
eten
Wat willen we vandaag eten?
cms/verbs-webp/1502512.webp
read
I can’t read without glasses.
lezen
Ik kan niet zonder bril lezen.
cms/verbs-webp/107852800.webp
look
She looks through binoculars.
kijken
Ze kijkt door een verrekijker.
cms/verbs-webp/120128475.webp
think
She always has to think about him.
denken
Ze moet altijd aan hem denken.
cms/verbs-webp/61806771.webp
bring
The messenger brings a package.
brengen
De koerier brengt een pakketje.
cms/verbs-webp/100298227.webp
hug
He hugs his old father.
knuffelen
Hij knuffelt zijn oude vader.
cms/verbs-webp/86996301.webp
stand up for
The two friends always want to stand up for each other.
opkomen voor
De twee vrienden willen altijd voor elkaar opkomen.
cms/verbs-webp/68212972.webp
speak up
Whoever knows something may speak up in class.
opmerken
Wie iets weet, mag in de klas opmerken.
cms/verbs-webp/36190839.webp
fight
The fire department fights the fire from the air.
bestrijden
De brandweer bestrijdt het vuur vanuit de lucht.