Woordenlijst
Leer werkwoorden – Engels (US)
confirm
She could confirm the good news to her husband.
bevestigen
Ze kon het goede nieuws aan haar man bevestigen.
complete
He completes his jogging route every day.
voltooien
Hij voltooit elke dag zijn jogroute.
save
My children have saved their own money.
sparen
Mijn kinderen hebben hun eigen geld gespaard.
miss
She missed an important appointment.
missen
Ze heeft een belangrijke afspraak gemist.
take apart
Our son takes everything apart!
uit elkaar halen
Onze zoon haalt alles uit elkaar!
drive through
The car drives through a tree.
doorrijden
De auto rijdt door een boom.
set aside
I want to set aside some money for later every month.
opzij zetten
Ik wil elke maand wat geld opzij zetten voor later.
protest
People protest against injustice.
protesteren
Mensen protesteren tegen onrecht.
jump
He jumped into the water.
springen
Hij sprong in het water.
expect
My sister is expecting a child.
verwachten
Mijn zus verwacht een kind.
turn around
You have to turn the car around here.
omdraaien
Je moet hier de auto omdraaien.