Woordenlijst

Leer werkwoorden – Engels (US)

cms/verbs-webp/60395424.webp
jump around
The child is happily jumping around.
rondspringen
Het kind springt vrolijk in het rond.
cms/verbs-webp/81025050.webp
fight
The athletes fight against each other.
vechten
De atleten vechten tegen elkaar.
cms/verbs-webp/122789548.webp
give
What did her boyfriend give her for her birthday?
geven
Wat heeft haar vriend haar voor haar verjaardag gegeven?
cms/verbs-webp/121102980.webp
ride along
May I ride along with you?
meerijden
Mag ik met je meerijden?
cms/verbs-webp/64904091.webp
pick up
We have to pick up all the apples.
oprapen
We moeten alle appels oprapen.
cms/verbs-webp/74693823.webp
need
You need a jack to change a tire.
nodig hebben
Je hebt een krik nodig om een band te verwisselen.
cms/verbs-webp/111892658.webp
deliver
He delivers pizzas to homes.
bezorgen
Hij bezorgt pizza’s aan huis.
cms/verbs-webp/98294156.webp
trade
People trade in used furniture.
handelen
Mensen handelen in gebruikte meubels.
cms/verbs-webp/79201834.webp
connect
This bridge connects two neighborhoods.
verbinden
Deze brug verbindt twee wijken.
cms/verbs-webp/82845015.webp
report to
Everyone on board reports to the captain.
melden
Iedereen aan boord meldt zich bij de kapitein.
cms/verbs-webp/99196480.webp
park
The cars are parked in the underground garage.
parkeren
De auto’s staan in de ondergrondse garage geparkeerd.
cms/verbs-webp/74119884.webp
open
The child is opening his gift.
openen
Het kind opent zijn cadeau.