Woordenlijst
Leer werkwoorden – Engels (US)

become
They have become a good team.
worden
Ze zijn een goed team geworden.

get through
The water was too high; the truck couldn’t get through.
doorkomen
Het water was te hoog; de truck kon er niet doorheen.

wait
We still have to wait for a month.
wachten
We moeten nog een maand wachten.

wait
She is waiting for the bus.
wachten
Ze wacht op de bus.

get drunk
He gets drunk almost every evening.
worden dronken
Hij wordt bijna elke avond dronken.

trigger
The smoke triggered the alarm.
activeren
De rook activeerde het alarm.

cancel
He unfortunately canceled the meeting.
annuleren
Hij heeft helaas de vergadering geannuleerd.

enjoy
She enjoys life.
genieten
Ze geniet van het leven.

cut out
The shapes need to be cut out.
uitknippen
De vormen moeten worden uitgeknipt.

show
I can show a visa in my passport.
tonen
Ik kan een visum in mijn paspoort tonen.

take care of
Our janitor takes care of snow removal.
zorgen voor
Onze conciërge zorgt voor de sneeuwruiming.
