Woordenlijst
Leer werkwoorden – Engels (US)

spread out
He spreads his arms wide.
uitspreiden
Hij spreidt zijn armen wijd uit.

share
We need to learn to share our wealth.
delen
We moeten leren onze rijkdom te delen.

walk
The group walked across a bridge.
wandelen
De groep wandelde over een brug.

call on
My teacher often calls on me.
aanspreken
Mijn leraar spreekt me vaak aan.

stand up
She can no longer stand up on her own.
opstaan
Ze kan niet meer zelfstandig opstaan.

forget
She doesn’t want to forget the past.
vergeten
Ze wil het verleden niet vergeten.

chat
Students should not chat during class.
kletsen
Studenten mogen niet kletsen tijdens de les.

sleep in
They want to finally sleep in for one night.
uitslapen
Ze willen eindelijk eens een nacht uitslapen.

squeeze out
She squeezes out the lemon.
uitknijpen
Ze knijpt de citroen uit.

stand
She can’t stand the singing.
verdragen
Ze kan het zingen niet verdragen.

wait
We still have to wait for a month.
wachten
We moeten nog een maand wachten.
