Woordenlijst
Leer werkwoorden – Duits
sollen
Man soll viel Wasser trinken.
moeten
Men zou veel water moeten drinken.
betreten
Er betritt das Hotelzimmer.
binnenkomen
Hij komt de hotelkamer binnen.
mixen
Sie mixt einen Fruchtsaft.
mengen
Ze mengt een vruchtensap.
weglaufen
Alle liefen vor dem Feuer weg.
wegrennen
Iedereen rende weg van het vuur.
weiterkommen
Schnecken kommen nur langsam weiter.
vooruitgang boeken
Slakken boeken alleen langzame vooruitgang.
vergeben
Er hat die Chance auf ein Tor vergeben.
missen
Hij miste de kans op een doelpunt.
sich melden
Wer etwas weiß, darf sich im Unterricht melden.
opmerken
Wie iets weet, mag in de klas opmerken.
übertreffen
Wale übertreffen alle Tiere an Gewicht.
overtreffen
Walvissen overtreffen alle dieren in gewicht.
vortragen
Der Politiker trägt eine Rede vor vielen Studenten vor.
een toespraak houden
De politicus houdt een toespraak voor veel studenten.
verfolgen
Der Cowboy verfolgt die Pferde.
achtervolgen
De cowboy achtervolgt de paarden.
mithelfen
Alle helfen mit, das Zelt aufzubauen.
helpen
Iedereen helpt de tent opzetten.