Woordenlijst

Leer werkwoorden – Duits

cms/verbs-webp/105623533.webp
sollen
Man soll viel Wasser trinken.
moeten
Men zou veel water moeten drinken.
cms/verbs-webp/104135921.webp
betreten
Er betritt das Hotelzimmer.
binnenkomen
Hij komt de hotelkamer binnen.
cms/verbs-webp/81986237.webp
mixen
Sie mixt einen Fruchtsaft.
mengen
Ze mengt een vruchtensap.
cms/verbs-webp/116067426.webp
weglaufen
Alle liefen vor dem Feuer weg.
wegrennen
Iedereen rende weg van het vuur.
cms/verbs-webp/55372178.webp
weiterkommen
Schnecken kommen nur langsam weiter.
vooruitgang boeken
Slakken boeken alleen langzame vooruitgang.
cms/verbs-webp/3819016.webp
vergeben
Er hat die Chance auf ein Tor vergeben.
missen
Hij miste de kans op een doelpunt.
cms/verbs-webp/68212972.webp
sich melden
Wer etwas weiß, darf sich im Unterricht melden.
opmerken
Wie iets weet, mag in de klas opmerken.
cms/verbs-webp/96710497.webp
übertreffen
Wale übertreffen alle Tiere an Gewicht.
overtreffen
Walvissen overtreffen alle dieren in gewicht.
cms/verbs-webp/110056418.webp
vortragen
Der Politiker trägt eine Rede vor vielen Studenten vor.
een toespraak houden
De politicus houdt een toespraak voor veel studenten.
cms/verbs-webp/3270640.webp
verfolgen
Der Cowboy verfolgt die Pferde.
achtervolgen
De cowboy achtervolgt de paarden.
cms/verbs-webp/115847180.webp
mithelfen
Alle helfen mit, das Zelt aufzubauen.
helpen
Iedereen helpt de tent opzetten.
cms/verbs-webp/45022787.webp
totschlagen
Ich werde die Fliege totschlagen!
doden
Ik zal de vlieg doden!