Woordenlijst

Leer werkwoorden – Duits

cms/verbs-webp/123546660.webp
prüfen
Der Mechaniker prüft die Funktionen des Autos.
controleren
De monteur controleert de functies van de auto.
cms/verbs-webp/106725666.webp
nachsehen
Er sieht nach, wer da wohnt.
controleren
Hij controleert wie daar woont.
cms/verbs-webp/89869215.webp
kicken
Sie kicken gern, aber nur beim Tischfußball.
schoppen
Ze schoppen graag, maar alleen bij tafelvoetbal.
cms/verbs-webp/97784592.webp
achten
Man muss auf die Verkehrszeichen achten.
opletten
Men moet opletten voor de verkeersborden.
cms/verbs-webp/98294156.webp
handeln
Man handelt mit gebrauchten Möbeln.
handelen
Mensen handelen in gebruikte meubels.
cms/verbs-webp/58993404.webp
heimgehen
Nach der Arbeit geht er heim.
naar huis gaan
Hij gaat na het werk naar huis.
cms/verbs-webp/10206394.webp
ertragen
Sie kann die Schmerzen kaum ertragen!
verdragen
Ze kan de pijn nauwelijks verdragen!
cms/verbs-webp/67035590.webp
springen
Er sprang ins Wasser.
springen
Hij sprong in het water.
cms/verbs-webp/91906251.webp
rufen
Der Junge ruft so laut er kann.
roepen
De jongen roept zo luid als hij kan.
cms/verbs-webp/58883525.webp
eintreten
Treten Sie ein!
binnenkomen
Kom binnen!
cms/verbs-webp/95625133.webp
lieben
Sie liebt ihre Katze sehr.
houden van
Ze houdt heel veel van haar kat.
cms/verbs-webp/21689310.webp
drannehmen
Meine Lehrerin nimmt mich oft dran.
aanspreken
Mijn leraar spreekt me vaak aan.