Woordenlijst
Leer werkwoorden – Duits

zurückliegen
Die Zeit ihrer Jugend liegt lange zurück.
achterliggen
De tijd van haar jeugd ligt ver achter haar.

liegen
Die Kinder liegen zusammen im Gras.
liggen
De kinderen liggen samen in het gras.

verringern
Du sparst Geld, wenn du die Raumtemperatur verringerst.
besparen
Je bespaart geld als je de kamertemperatuur verlaagt.

sich einigen
Die Nachbarn konnten sich bei der Farbe nicht einigen.
eens zijn
De buren konden het niet eens worden over de kleur.

vorfallen
Etwas Schlimmes ist vorgefallen.
gebeuren
Er is iets ergs gebeurd.

einladen
Wir laden euch zu unserer Silvesterparty ein.
uitnodigen
Wij nodigen je uit voor ons oudejaarsfeest.

hauen
Sie haut den Ball über das Netz.
slaan
Ze slaat de bal over het net.

entwickeln
Sie entwickeln eine neue Strategie.
ontwikkelen
Ze ontwikkelen een nieuwe strategie.

auftreten
Mit diesem Fuß kann ich nicht auf den Boden auftreten.
stappen op
Ik kan met deze voet niet op de grond stappen.

auseinandernehmen
Unser Sohn nimmt alles auseinander!
uit elkaar halen
Onze zoon haalt alles uit elkaar!

publizieren
Werbung wird oft in Zeitungen publiziert.
publiceren
Reclame wordt vaak in kranten gepubliceerd.
