Woordenlijst

Leer werkwoorden – Duits

cms/verbs-webp/71612101.webp
einfahren
Die U-Bahn ist gerade eingefahren.
binnenkomen
De metro is net het station binnengekomen.
cms/verbs-webp/35071619.webp
vorbeigehen
Die beiden gehen aneinander vorbei.
voorbijgaan
De twee lopen elkaar voorbij.
cms/verbs-webp/94909729.webp
abwarten
Wir müssen noch einen Monat abwarten.
wachten
We moeten nog een maand wachten.
cms/verbs-webp/103163608.webp
zählen
Sie zählt die Münzen.
tellen
Ze telt de munten.
cms/verbs-webp/67880049.webp
loslassen
Du darfst den Griff nicht loslassen!
loslaten
Je mag de grip niet loslaten!
cms/verbs-webp/40477981.webp
sich auskennen
Sie kennt sich nicht mit Elektrizität aus.
bekend zijn met
Ze is niet bekend met elektriciteit.
cms/verbs-webp/91442777.webp
auftreten
Mit diesem Fuß kann ich nicht auf den Boden auftreten.
stappen op
Ik kan met deze voet niet op de grond stappen.
cms/verbs-webp/1502512.webp
lesen
Ohne Brille kann ich nicht lesen.
lezen
Ik kan niet zonder bril lezen.
cms/verbs-webp/123492574.webp
trainieren
Professionelle Sportler müssen jeden Tag trainieren.
trainen
Professionele atleten moeten elke dag trainen.
cms/verbs-webp/99196480.webp
parken
Die Autos sind in der Tiefgarage geparkt.
parkeren
De auto’s staan in de ondergrondse garage geparkeerd.
cms/verbs-webp/96628863.webp
sparen
Das Mädchen spart sein Taschengeld.
sparen
Het meisje spaart haar zakgeld.
cms/verbs-webp/111063120.webp
sich kennenlernen
Fremde Hunde wollen sich kennenlernen.
leren kennen
Vreemde honden willen elkaar leren kennen.