Woordenlijst
Leer werkwoorden – Afrikaans

sorteer
Hy hou daarvan om sy posseëls te sorteer.
sorteren
Hij sorteert graag zijn postzegels.

verder gaan
Jy kan nie enige verder op hierdie punt gaan nie.
verder gaan
Je kunt op dit punt niet verder gaan.

wag
Sy wag vir die bus.
wachten
Ze wacht op de bus.

verduur
Sy kan die pyn skaars verduur!
verdragen
Ze kan de pijn nauwelijks verdragen!

verdra
Sy kan nie die sang verdra nie.
verdragen
Ze kan het zingen niet verdragen.

vertel
Ek het iets belangriks om vir jou te vertel.
vertellen
Ik heb iets belangrijks te vertellen.

maak skoon
Die werker maak die venster skoon.
schoonmaken
De werker maakt het raam schoon.

wil uitgaan
Sy wil haar hotel verlaat.
willen verlaten
Ze wil haar hotel verlaten.

ontdek
Die seemanne het ’n nuwe land ontdek.
ontdekken
De zeelieden hebben een nieuw land ontdekt.

verkeerd gaan
Alles gaan vandag verkeerd!
misgaan
Alles gaat vandaag mis!

dien
Honde hou daarvan om hulle eienaars te dien.
dienen
Honden dienen graag hun baasjes.
