Woordenlijst
Leer werkwoorden – Afrikaans

agtervolg
Die cowboy agtervolg die perde.
achtervolgen
De cowboy achtervolgt de paarden.

ry
Hulle ry so vinnig as wat hulle kan.
rijden
Ze rijden zo snel als ze kunnen.

woon
Hulle woon in ’n gedeelde woonstel.
wonen
Ze wonen in een gedeeld appartement.

dank
Hy het haar met blomme gedank.
bedanken
Hij bedankte haar met bloemen.

belangstel
Ons kind stel baie belang in musiek.
geïnteresseerd zijn
Ons kind is erg geïnteresseerd in muziek.

dank
Ek dank u baie daarvoor!
bedanken
Ik bedank je er heel erg voor!

vertel
Ek het iets belangriks om vir jou te vertel.
vertellen
Ik heb iets belangrijks te vertellen.

terugstel
Binnekort moet ons die klok weer terugstel.
achteruit zetten
Binnenkort moeten we de klok weer achteruit zetten.

verdra
Sy kan nie die sang verdra nie.
verdragen
Ze kan het zingen niet verdragen.

werk
Die motorfiets is stukkend; dit werk nie meer nie.
werken
De motorfiets is kapot; hij werkt niet meer.

voer
Die kinders voer die perd.
voeden
De kinderen voeden het paard.
