Woordenlijst
Leer werkwoorden – Engels (UK)
pull up
The taxis have pulled up at the stop.
arriveren
De taxi’s zijn bij de halte gearriveerd.
demand
My grandchild demands a lot from me.
vragen
Mijn kleinkind vraagt veel van mij.
criticize
The boss criticizes the employee.
bekritiseren
De baas bekritiseert de werknemer.
push
They push the man into the water.
duwen
Ze duwen de man het water in.
punish
She punished her daughter.
straffen
Ze strafte haar dochter.
happen
Strange things happen in dreams.
gebeuren
Vreemde dingen gebeuren in dromen.
waste
Energy should not be wasted.
verspillen
Energie mag niet verspild worden.
serve
Dogs like to serve their owners.
dienen
Honden dienen graag hun baasjes.
feed
The kids are feeding the horse.
voeden
De kinderen voeden het paard.
beat
Parents shouldn’t beat their children.
slaan
Ouders zouden hun kinderen niet moeten slaan.
increase
The population has increased significantly.
toenemen
De bevolking is sterk toegenomen.