Woordenlijst
Leer werkwoorden – Engels (UK)

run towards
The girl runs towards her mother.
toelopen
Het meisje loopt naar haar moeder toe.

start
The soldiers are starting.
beginnen
De soldaten beginnen.

change
A lot has changed due to climate change.
veranderen
Veel is veranderd door klimaatverandering.

forgive
She can never forgive him for that!
vergeven
Ze kan het hem nooit vergeven!

save
My children have saved their own money.
sparen
Mijn kinderen hebben hun eigen geld gespaard.

wash up
I don’t like washing the dishes.
afwassen
Ik hou niet van afwassen.

pick
She picked an apple.
plukken
Ze plukte een appel.

push
They push the man into the water.
duwen
Ze duwen de man het water in.

compare
They compare their figures.
vergelijken
Ze vergelijken hun cijfers.

find again
I couldn’t find my passport after moving.
terugvinden
Na de verhuizing kon ik mijn paspoort niet meer terugvinden.

forget
She doesn’t want to forget the past.
vergeten
Ze wil het verleden niet vergeten.
