Woordenlijst

Leer werkwoorden – Engels (UK)

cms/verbs-webp/122470941.webp
send
I sent you a message.
sturen
Ik heb je een bericht gestuurd.
cms/verbs-webp/113842119.webp
pass
The medieval period has passed.
voorbijgaan
De middeleeuwse periode is voorbijgegaan.
cms/verbs-webp/34979195.webp
come together
It’s nice when two people come together.
samenkomen
Het is fijn als twee mensen samenkomen.
cms/verbs-webp/93792533.webp
mean
What does this coat of arms on the floor mean?
betekenen
Wat betekent dit wapenschild op de vloer?
cms/verbs-webp/125400489.webp
leave
Tourists leave the beach at noon.
verlaten
Toeristen verlaten het strand rond de middag.
cms/verbs-webp/59552358.webp
manage
Who manages the money in your family?
beheren
Wie beheert het geld in jouw gezin?
cms/verbs-webp/85677113.webp
use
She uses cosmetic products daily.
gebruiken
Ze gebruikt dagelijks cosmetische producten.
cms/verbs-webp/100585293.webp
turn around
You have to turn the car around here.
omdraaien
Je moet hier de auto omdraaien.
cms/verbs-webp/19584241.webp
have at disposal
Children only have pocket money at their disposal.
ter beschikking hebben
Kinderen hebben alleen zakgeld ter beschikking.
cms/verbs-webp/103797145.webp
hire
The company wants to hire more people.
aannemen
Het bedrijf wil meer mensen aannemen.
cms/verbs-webp/55119061.webp
start running
The athlete is about to start running.
beginnen met rennen
De atleet staat op het punt om te beginnen met rennen.
cms/verbs-webp/15353268.webp
squeeze out
She squeezes out the lemon.
uitknijpen
Ze knijpt de citroen uit.