Woordenlijst
Leer werkwoorden – Engels (UK)

dial
She picked up the phone and dialed the number.
draaien
Ze pakte de telefoon en draaide het nummer.

lose
Wait, you’ve lost your wallet!
verliezen
Wacht, je hebt je portemonnee verloren!

introduce
He is introducing his new girlfriend to his parents.
voorstellen
Hij stelt zijn nieuwe vriendin voor aan zijn ouders.

fight
The athletes fight against each other.
vechten
De atleten vechten tegen elkaar.

sit
Many people are sitting in the room.
zitten
Er zitten veel mensen in de kamer.

make a mistake
Think carefully so you don’t make a mistake!
een fout maken
Denk goed na zodat je geen fout maakt!

get drunk
He gets drunk almost every evening.
worden dronken
Hij wordt bijna elke avond dronken.

beat
Parents shouldn’t beat their children.
slaan
Ouders zouden hun kinderen niet moeten slaan.

agree
The neighbors couldn’t agree on the color.
eens zijn
De buren konden het niet eens worden over de kleur.

marry
Minors are not allowed to be married.
trouwen
Minderjarigen mogen niet trouwen.

cut
The hairstylist cuts her hair.
knippen
De kapper knipt haar haar.
