Woordenlijst
Leer werkwoorden – Engels (UK)

transport
We transport the bikes on the car roof.
vervoeren
We vervoeren de fietsen op het dak van de auto.

run slow
The clock is running a few minutes slow.
achterlopen
De klok loopt een paar minuten achter.

wait
We still have to wait for a month.
wachten
We moeten nog een maand wachten.

demand
He is demanding compensation.
eisen
Hij eist compensatie.

repair
He wanted to repair the cable.
repareren
Hij wilde de kabel repareren.

get by
She has to get by with little money.
rondkomen
Ze moet rondkomen met weinig geld.

end up
How did we end up in this situation?
terechtkomen
Hoe zijn we in deze situatie terechtgekomen?

create
He has created a model for the house.
creëren
Hij heeft een model voor het huis gecreëerd.

should
One should drink a lot of water.
moeten
Men zou veel water moeten drinken.

prepare
They prepare a delicious meal.
bereiden
Ze bereiden een heerlijke maaltijd.

manage
Who manages the money in your family?
beheren
Wie beheert het geld in jouw gezin?
