Woordenlijst

Leer werkwoorden – Portugees (PT)

cms/verbs-webp/19584241.webp
dispor
Crianças só têm mesada à sua disposição.
ter beschikking hebben
Kinderen hebben alleen zakgeld ter beschikking.
cms/verbs-webp/47802599.webp
preferir
Muitas crianças preferem doces a coisas saudáveis.
verkiezen
Veel kinderen verkiezen snoep boven gezonde dingen.
cms/verbs-webp/110347738.webp
encantar
O gol encanta os fãs alemães de futebol.
verheugen
Het doelpunt verheugt de Duitse voetbalfans.
cms/verbs-webp/102136622.webp
puxar
Ele puxa o trenó.
trekken
Hij trekt de slee.
cms/verbs-webp/120193381.webp
casar
O casal acabou de se casar.
trouwen
Het stel is net getrouwd.
cms/verbs-webp/35862456.webp
começar
Uma nova vida começa com o casamento.
beginnen
Een nieuw leven begint met een huwelijk.
cms/verbs-webp/81986237.webp
misturar
Ela mistura um suco de frutas.
mengen
Ze mengt een vruchtensap.
cms/verbs-webp/130288167.webp
limpar
Ela limpa a cozinha.
schoonmaken
Ze maakt de keuken schoon.
cms/verbs-webp/86215362.webp
enviar
Esta empresa envia produtos para todo o mundo.
sturen
Dit bedrijf stuurt goederen over de hele wereld.
cms/verbs-webp/61575526.webp
dar lugar
Muitas casas antigas têm que dar lugar às novas.
wijken
Veel oude huizen moeten wijken voor de nieuwe.
cms/verbs-webp/104849232.webp
dar à luz
Ela dará à luz em breve.
bevallen
Ze zal binnenkort bevallen.
cms/verbs-webp/114091499.webp
treinar
O cachorro é treinado por ela.
trainen
De hond wordt door haar getraind.