Woordenlijst
Leer werkwoorden – Portugees (PT)

dispor
Crianças só têm mesada à sua disposição.
ter beschikking hebben
Kinderen hebben alleen zakgeld ter beschikking.

preferir
Muitas crianças preferem doces a coisas saudáveis.
verkiezen
Veel kinderen verkiezen snoep boven gezonde dingen.

encantar
O gol encanta os fãs alemães de futebol.
verheugen
Het doelpunt verheugt de Duitse voetbalfans.

puxar
Ele puxa o trenó.
trekken
Hij trekt de slee.

casar
O casal acabou de se casar.
trouwen
Het stel is net getrouwd.

começar
Uma nova vida começa com o casamento.
beginnen
Een nieuw leven begint met een huwelijk.

misturar
Ela mistura um suco de frutas.
mengen
Ze mengt een vruchtensap.

limpar
Ela limpa a cozinha.
schoonmaken
Ze maakt de keuken schoon.

enviar
Esta empresa envia produtos para todo o mundo.
sturen
Dit bedrijf stuurt goederen over de hele wereld.

dar lugar
Muitas casas antigas têm que dar lugar às novas.
wijken
Veel oude huizen moeten wijken voor de nieuwe.

dar à luz
Ela dará à luz em breve.
bevallen
Ze zal binnenkort bevallen.
