Vocabulário

Aprenda verbos – Holandês

cms/verbs-webp/57248153.webp
vermelden
De baas vermeldde dat hij hem zal ontslaan.
mencionar
O chefe mencionou que vai demiti-lo.
cms/verbs-webp/110056418.webp
een toespraak houden
De politicus houdt een toespraak voor veel studenten.
discursar
O político está discursando na frente de muitos estudantes.
cms/verbs-webp/47802599.webp
verkiezen
Veel kinderen verkiezen snoep boven gezonde dingen.
preferir
Muitas crianças preferem doces a coisas saudáveis.
cms/verbs-webp/124575915.webp
verbeteren
Ze wil haar figuur verbeteren.
melhorar
Ela quer melhorar sua figura.
cms/verbs-webp/44159270.webp
teruggeven
De leraar geeft de essays terug aan de studenten.
devolver
A professora devolve as redações aos alunos.
cms/verbs-webp/106997420.webp
onaangeroerd laten
De natuur werd onaangeroerd gelaten.
deixar intacto
A natureza foi deixada intacta.
cms/verbs-webp/18473806.webp
aan de beurt komen
Even wachten, je komt zo aan de beurt!
ter vez
Por favor, espere, você terá sua vez em breve!
cms/verbs-webp/130770778.webp
reizen
Hij reist graag en heeft veel landen gezien.
viajar
Ele gosta de viajar e já viu muitos países.
cms/verbs-webp/101630613.webp
doorzoeken
De inbreker doorzoekt het huis.
procurar
O ladrão procura a casa.
cms/verbs-webp/40632289.webp
kletsen
Studenten mogen niet kletsen tijdens de les.
conversar
Os alunos não devem conversar durante a aula.
cms/verbs-webp/110045269.webp
voltooien
Hij voltooit elke dag zijn jogroute.
completar
Ele completa sua rota de corrida todos os dias.
cms/verbs-webp/62175833.webp
ontdekken
De zeelieden hebben een nieuw land ontdekt.
descobrir
Os marinheiros descobriram uma nova terra.