Vocabulário

Aprenda verbos – Holandês

cms/verbs-webp/93697965.webp
rondrijden
De auto’s rijden in een cirkel rond.
conduzir
Os carros conduzem em círculo.
cms/verbs-webp/65199280.webp
achterna rennen
De moeder rent achter haar zoon aan.
correr atrás
A mãe corre atrás de seu filho.
cms/verbs-webp/78073084.webp
liggen
Ze waren moe en gingen liggen.
deitar
Eles estavam cansados e se deitaram.
cms/verbs-webp/99207030.webp
aankomen
Het vliegtuig is op tijd aangekomen.
chegar
O avião chegou no horário.
cms/verbs-webp/129244598.webp
beperken
Tijdens een dieet moet je je voedselinname beperken.
limitar
Durante uma dieta, é preciso limitar a ingestão de alimentos.
cms/verbs-webp/47225563.webp
meedenken
Je moet meedenken bij kaartspellen.
acompanhar o raciocínio
Você tem que acompanhar o raciocínio em jogos de cartas.
cms/verbs-webp/121670222.webp
volgen
De kuikens volgen altijd hun moeder.
seguir
Os pintinhos sempre seguem sua mãe.
cms/verbs-webp/47802599.webp
verkiezen
Veel kinderen verkiezen snoep boven gezonde dingen.
preferir
Muitas crianças preferem doces a coisas saudáveis.
cms/verbs-webp/68841225.webp
begrijpen
Ik kan je niet begrijpen!
entender
Eu não consigo te entender!
cms/verbs-webp/105681554.webp
veroorzaken
Suiker veroorzaakt veel ziekten.
causar
O açúcar causa muitas doenças.
cms/verbs-webp/113248427.webp
winnen
Hij probeert te winnen met schaken.
ganhar
Ele tenta ganhar no xadrez.
cms/verbs-webp/42111567.webp
een fout maken
Denk goed na zodat je geen fout maakt!
cometer um erro
Pense bem para não cometer um erro!