Vocabulário

Aprenda verbos – Holandês

cms/verbs-webp/129002392.webp
verkennen
De astronauten willen de ruimte verkennen.
explorar
Os astronautas querem explorar o espaço sideral.
cms/verbs-webp/121102980.webp
meerijden
Mag ik met je meerijden?
acompanhar
Posso acompanhar você?
cms/verbs-webp/101709371.webp
produceren
Men kan goedkoper produceren met robots.
produzir
Pode-se produzir mais barato com robôs.
cms/verbs-webp/118861770.webp
bang zijn
Het kind is bang in het donker.
temer
A criança tem medo no escuro.
cms/verbs-webp/34979195.webp
samenkomen
Het is fijn als twee mensen samenkomen.
juntar-se
É bom quando duas pessoas se juntam.
cms/verbs-webp/120515454.webp
voeden
De kinderen voeden het paard.
alimentar
As crianças estão alimentando o cavalo.
cms/verbs-webp/123546660.webp
controleren
De monteur controleert de functies van de auto.
verificar
O mecânico verifica as funções do carro.
cms/verbs-webp/112444566.webp
praten met
Iemand zou met hem moeten praten; hij is zo eenzaam.
falar com
Alguém deveria falar com ele; ele está tão solitário.
cms/verbs-webp/118253410.webp
uitgeven
Ze heeft al haar geld uitgegeven.
gastar
Ela gastou todo o seu dinheiro.
cms/verbs-webp/106787202.webp
thuiskomen
Papa is eindelijk thuisgekomen!
chegar
Papai finalmente chegou em casa!
cms/verbs-webp/55269029.webp
missen
Hij miste de spijker en verwondde zichzelf.
errar
Ele errou o prego e se machucou.
cms/verbs-webp/114231240.webp
liegen
Hij liegt vaak als hij iets wil verkopen.
mentir
Ele frequentemente mente quando quer vender algo.