Vocabulário

Aprenda verbos – Holandês

cms/verbs-webp/4553290.webp
binnenkomen
Het schip komt de haven binnen.
entrar
O navio está entrando no porto.
cms/verbs-webp/89636007.webp
ondertekenen
Hij ondertekende het contract.
assinar
Ele assinou o contrato.
cms/verbs-webp/9435922.webp
dichterbij komen
De slakken komen dichter bij elkaar.
aproximar
Os caracóis estão se aproximando um do outro.
cms/verbs-webp/61389443.webp
liggen
De kinderen liggen samen in het gras.
deitar
As crianças estão deitadas juntas na grama.
cms/verbs-webp/122079435.webp
verhogen
Het bedrijf heeft zijn omzet verhoogd.
aumentar
A empresa aumentou sua receita.
cms/verbs-webp/129244598.webp
beperken
Tijdens een dieet moet je je voedselinname beperken.
limitar
Durante uma dieta, é preciso limitar a ingestão de alimentos.
cms/verbs-webp/11497224.webp
antwoorden
De student beantwoordt de vraag.
responder
O estudante responde à pergunta.
cms/verbs-webp/116835795.webp
aankomen
Veel mensen komen op vakantie met een camper aan.
chegar
Muitas pessoas chegam de motorhome nas férias.
cms/verbs-webp/118253410.webp
uitgeven
Ze heeft al haar geld uitgegeven.
gastar
Ela gastou todo o seu dinheiro.
cms/verbs-webp/116877927.webp
inrichten
Mijn dochter wil haar appartement inrichten.
montar
Minha filha quer montar seu apartamento.
cms/verbs-webp/96061755.webp
bedienen
De chef bedient ons vandaag zelf.
servir
O chef está nos servindo pessoalmente hoje.
cms/verbs-webp/130938054.webp
bedekken
Het kind bedekt zichzelf.
cobrir
A criança se cobre.