Vocabulário

Aprenda verbos – Holandês

cms/verbs-webp/62000072.webp
overnachten
We overnachten in de auto.
passar a noite
Estamos passando a noite no carro.
cms/verbs-webp/100011426.webp
beïnvloeden
Laat je niet door anderen beïnvloeden!
influenciar
Não se deixe influenciar pelos outros!
cms/verbs-webp/60395424.webp
rondspringen
Het kind springt vrolijk in het rond.
pular
A criança está pulando feliz.
cms/verbs-webp/5161747.webp
verwijderen
De graafmachine verwijdert de grond.
remover
A escavadeira está removendo o solo.
cms/verbs-webp/97593982.webp
bereiden
Er wordt een heerlijk ontbijt bereid!
preparar
Um delicioso café da manhã está sendo preparado!
cms/verbs-webp/44518719.webp
bewandelen
Dit pad mag niet bewandeld worden.
caminhar
Este caminho não deve ser percorrido.
cms/verbs-webp/63868016.webp
terugbrengen
De hond brengt het speelgoed terug.
devolver
O cachorro devolve o brinquedo.
cms/verbs-webp/109657074.webp
wegjagen
De ene zwaan jaagt de andere weg.
afastar
Um cisne afasta o outro.
cms/verbs-webp/123648488.webp
langskomen
De artsen komen elke dag bij de patiënt langs.
passar por
Os médicos passam pelo paciente todos os dias.
cms/verbs-webp/47802599.webp
verkiezen
Veel kinderen verkiezen snoep boven gezonde dingen.
preferir
Muitas crianças preferem doces a coisas saudáveis.
cms/verbs-webp/89636007.webp
ondertekenen
Hij ondertekende het contract.
assinar
Ele assinou o contrato.
cms/verbs-webp/66787660.webp
schilderen
Ik wil mijn appartement schilderen.
pintar
Quero pintar meu apartamento.