Woordenlijst
Leer werkwoorden – Portugees (PT)

beijar
Ele beija o bebê.
kussen
Hij kust de baby.

esperar ansiosamente
As crianças sempre esperam ansiosamente pela neve.
verheugen
Kinderen verheugen zich altijd op sneeuw.

atrasar
Logo teremos que atrasar o relógio novamente.
achteruit zetten
Binnenkort moeten we de klok weer achteruit zetten.

apresentar
Ele está apresentando sua nova namorada aos seus pais.
voorstellen
Hij stelt zijn nieuwe vriendin voor aan zijn ouders.

investir
Em que devemos investir nosso dinheiro?
investeren
Waar moeten we ons geld in investeren?

ligar
A menina está ligando para sua amiga.
bellen
Het meisje belt haar vriendin.

deixar
Eles acidentalmente deixaram seu filho na estação.
achterlaten
Ze hebben hun kind per ongeluk op het station achtergelaten.

sair
O que sai do ovo?
uitkomen
Wat komt er uit het ei?

sentir falta
Ele sente muita falta de sua namorada.
missen
Hij mist zijn vriendin erg.

criar
Quem criou a Terra?
creëren
Wie heeft de aarde gecreëerd?

cortar
As formas precisam ser recortadas.
uitknippen
De vormen moeten worden uitgeknipt.
