Woordenlijst

Leer werkwoorden – Catalaans

cms/verbs-webp/91906251.webp
cridar
El noi crida tan fort com pot.
roepen
De jongen roept zo luid als hij kan.
cms/verbs-webp/121102980.webp
acompanyar
Puc acompanyar-te?
meerijden
Mag ik met je meerijden?
cms/verbs-webp/40946954.webp
ordenar
A ell li agrada ordenar els seus segells.
sorteren
Hij sorteert graag zijn postzegels.
cms/verbs-webp/11579442.webp
llançar a
Ells es llancen la pilota entre ells.
gooien naar
Ze gooien de bal naar elkaar.
cms/verbs-webp/120624757.webp
caminar
A ell li agrada caminar pel bosc.
wandelen
Hij wandelt graag in het bos.
cms/verbs-webp/72855015.webp
rebre
Va rebre un regal molt bonic.
ontvangen
Ze ontving een heel mooi cadeau.
cms/verbs-webp/111750395.webp
tornar
No pot tornar sol.
teruggaan
Hij kan niet alleen teruggaan.
cms/verbs-webp/8482344.webp
petonejar
Ell petoneja el nadó.
kussen
Hij kust de baby.
cms/verbs-webp/116067426.webp
fugir
Tothom va fugir del foc.
wegrennen
Iedereen rende weg van het vuur.