Woordenlijst
Leer werkwoorden – Catalaans

girar
Pots girar a l’esquerra.
draaien
Je mag naar links draaien.

cancel·lar
El contracte ha estat cancel·lat.
annuleren
Het contract is geannuleerd.

completar
Ells han completat la tasca difícil.
voltooien
Ze hebben de moeilijke taak voltooid.

retrobar-se
Finalment es retroben.
weerzien
Ze zien elkaar eindelijk weer.

arribar
L’avió ha arribat a temps.
aankomen
Het vliegtuig is op tijd aangekomen.

atropellar
Desgraciadament, molts animals encara són atropellats per cotxes.
overrijden
Helaas worden er nog veel dieren overreden door auto’s.

evitar
Ella evita la seva companya de feina.
vermijden
Ze vermijdt haar collega.

espantar
Un cigne n’espanta un altre.
wegjagen
De ene zwaan jaagt de andere weg.

cremar
La carn no ha de cremar-se a la graella.
branden
Het vlees mag niet branden op de grill.

participar
Ell està participant a la cursa.
deelnemen
Hij neemt deel aan de race.

cobrir
Les llúdrigues cobreixen l’aigua.
bedekken
De waterlelies bedekken het water.
