Woordenlijst
Leer werkwoorden – Japans

買う
彼らは家を買いたい。
Kau
karera wa ie o kaitai.
kopen
Ze willen een huis kopen.

チェックする
メカニックは車の機能をチェックします。
Chekku suru
mekanikku wa kuruma no kinō o chekku shimasu.
controleren
De monteur controleert de functies van de auto.

切る
彼女は電気を切ります。
Kiru
kanojo wa denki o kirimasu.
uitzetten
Ze zet de elektriciteit uit.

選ぶ
彼女は新しいサングラスを選びます。
Erabu
kanojo wa atarashī sangurasu o erabimasu.
uitzoeken
Ze zoekt een nieuwe zonnebril uit.

引き抜く
雑草は引き抜かれる必要があります。
Hikinuku
zassō wa hikinuka reru hitsuyō ga arimasu.
verwijderen
Onkruid moet verwijderd worden.

輸入する
私たちは多くの国から果物を輸入します。
Yunyū suru
watashitachi wa ōku no kuni kara kudamono o yunyū shimasu.
importeren
We importeren fruit uit veel landen.

注意を払う
交通標識に注意を払う必要があります。
Chūiwoharau
kōtsū hyōshiki ni chūiwoharau hitsuyō ga arimasu.
opletten
Men moet opletten voor de verkeerstekens.

言及する
上司は彼を解雇すると言及しました。
Genkyū suru
jōshi wa kare o kaiko suru to genkyū shimashita.
vermelden
De baas vermeldde dat hij hem zal ontslaan.

分解する
私たちの息子はすべてを分解します!
Bunkai suru
watashitachi no musuko wa subete o bunkai shimasu!
uit elkaar halen
Onze zoon haalt alles uit elkaar!

悪く言う
クラスメートは彼女のことを悪く言います。
Warukuiu
kurasumēto wa kanojo no koto o waruku iimasu.
kwaadspreken
De klasgenoten spreken kwaad over haar.

守る
子供たちは守られる必要があります。
Mamoru
kodomo-tachi wa mamora reru hitsuyō ga arimasu.
beschermen
Kinderen moeten beschermd worden.
