Woordenlijst
Leer werkwoorden – Japans

覆う
スイレンが水面を覆っています。
Ōu
suiren ga minamo o ōtte imasu.
bedekken
De waterlelies bedekken het water.

慣れる
子供たちは歯磨きに慣れる必要があります。
Nareru
kodomo-tachi wa hamigaki ni nareru hitsuyō ga arimasu.
wennen aan
Kinderen moeten wennen aan het tandenpoetsen.

飲む
彼女はお茶を飲んでいます。
Nomu
kanojo wa ocha o nonde imasu.
drinken
Ze drinkt thee.

連れて行く
私たちはクリスマスツリーを連れて行きました。
Tsureteiku
watashitachiha kurisumasutsurī o tsurete ikimashita.
meenemen
We hebben een kerstboom meegenomen.

会う
友人たちは共同の晩餐のために会いました。
Au
yūjin-tachi wa kyōdō no bansan no tame ni aimashita.
ontmoeten
De vrienden ontmoetten elkaar voor een gezamenlijk diner.

倒産する
そのビジネスはおそらくもうすぐ倒産するでしょう。
Tōsan suru
sono bijinesu wa osoraku mōsugu tōsan surudeshou.
failliet gaan
Het bedrijf gaat waarschijnlijk binnenkort failliet.

逃す
その男は彼の電車を逃しました。
Nogasu
sono otoko wa kare no densha o nogashimashita.
missen
De man heeft zijn trein gemist.

向かう
彼らはお互いに向かいます。
Mukau
karera wa otagai ni mukaimasu.
zich wenden tot
Ze wenden zich tot elkaar.

許す
私は彼の借金を許します。
Yurusu
watashi wa kare no shakkin o yurushimasu.
vergeven
Ik vergeef hem zijn schulden.

受け入れる
それは変えられない、受け入れなければならない。
Ukeireru
sore wa kaerarenai, ukeirenakereba naranai.
accepteren
Ik kan dat niet veranderen, ik moet het accepteren.

名前をつける
あなたはいくつの国の名前を言えますか?
Namaewotsukeru
anata wa ikutsu no kuni no namae o iemasu ka?
noemen
Hoeveel landen kun je noemen?
