Woordenlijst
Leer werkwoorden – Japans

見る
みんなが携帯電話を見ています。
Miru
min‘na ga geitaidenwa o mite imasu.
kijken
Iedereen kijkt naar hun telefoons.

食べる
今日私たちは何を食べたいですか?
Taberu
kyō watashitachi wa nani o tabetaidesu ka?
eten
Wat willen we vandaag eten?

切る
美容師は彼女の髪を切ります。
Kiru
biyōshi wa kanojo no kami o kirimasu.
knippen
De kapper knipt haar haar.

する
あなたはそれを1時間前にすべきでした!
Suru
anata wa sore o 1-jikan mae ni subekideshita!
doen
Dat had je een uur geleden moeten doen!

解雇する
上司が彼を解雇しました。
Kaiko suru
jōshi ga kare o kaiko shimashita.
ontslaan
De baas heeft hem ontslagen.

鳴らす
誰がドアベルを鳴らしましたか?
Narasu
dare ga doaberu o narashimashita ka?
bellen
Wie heeft er aan de deurbel gebeld?

覆う
彼女は髪を覆っています。
Ōu
kanojo wa kami o ōtte imasu.
bedekken
Ze bedekt haar haar.

戦う
消防署は空から火事と戦っています。
Tatakau
shōbōsho wa sora kara kaji to tatakatte imasu.
bestrijden
De brandweer bestrijdt het vuur vanuit de lucht.

並べる
彼は切手を並べるのが好きです。
Naraberu
kare wa kitte o naraberu no ga sukidesu.
sorteren
Hij sorteert graag zijn postzegels.

絞り出す
彼女はレモンを絞り出します。
Shiboridasu
kanojo wa remon o shiboridashimasu.
uitknijpen
Ze knijpt de citroen uit.

好む
子供は新しいおもちゃが好きです。
Konomu
kodomo wa atarashī omocha ga sukidesu.
leuk vinden
Het kind vindt het nieuwe speelgoed leuk.
