Woordenlijst
Leer werkwoorden – Duits
umgehen
Man muss Probleme umgehen.
omgaan
Men moet met problemen omgaan.
gucken
Sie guckt durch ein Loch.
kijken
Ze kijkt door een gat.
hauen
Sie haut den Ball über das Netz.
slaan
Ze slaat de bal over het net.
sich ausdenken
Sie denkt sich jeden Tag etwas Neues aus.
voorstellen
Ze stelt zich elke dag iets nieuws voor.
sich aussprechen
Sie will sich bei der Freundin aussprechen.
uitspreken
Ze wil zich uitspreken tegen haar vriend.
hinabsehen
Sie sieht ins Tal hinab.
naar beneden kijken
Ze kijkt naar beneden het dal in.
zusammenarbeiten
Wir arbeiten im Team zusammen.
samenwerken
We werken samen als een team.
öffnen
Kannst du bitte diese Dose für mich öffnen?
openen
Kun je dit blikje voor me openen?
besteuern
Unternehmen werden auf verschiedene Weise besteuert.
belasten
Bedrijven worden op verschillende manieren belast.
bauen
Die Kinder bauen einen hohen Turm.
bouwen
De kinderen bouwen een hoge toren.
sich ekeln
Sie ekelt sich vor Spinnen.
walgen van
Ze walgde van spinnen.