Woordenlijst

Leer werkwoorden – Duits

cms/verbs-webp/102169451.webp
umgehen
Man muss Probleme umgehen.
omgaan
Men moet met problemen omgaan.
cms/verbs-webp/92145325.webp
gucken
Sie guckt durch ein Loch.
kijken
Ze kijkt door een gat.
cms/verbs-webp/83636642.webp
hauen
Sie haut den Ball über das Netz.
slaan
Ze slaat de bal over het net.
cms/verbs-webp/111160283.webp
sich ausdenken
Sie denkt sich jeden Tag etwas Neues aus.
voorstellen
Ze stelt zich elke dag iets nieuws voor.
cms/verbs-webp/15441410.webp
sich aussprechen
Sie will sich bei der Freundin aussprechen.
uitspreken
Ze wil zich uitspreken tegen haar vriend.
cms/verbs-webp/100965244.webp
hinabsehen
Sie sieht ins Tal hinab.
naar beneden kijken
Ze kijkt naar beneden het dal in.
cms/verbs-webp/118343897.webp
zusammenarbeiten
Wir arbeiten im Team zusammen.
samenwerken
We werken samen als een team.
cms/verbs-webp/33463741.webp
öffnen
Kannst du bitte diese Dose für mich öffnen?
openen
Kun je dit blikje voor me openen?
cms/verbs-webp/127620690.webp
besteuern
Unternehmen werden auf verschiedene Weise besteuert.
belasten
Bedrijven worden op verschillende manieren belast.
cms/verbs-webp/118011740.webp
bauen
Die Kinder bauen einen hohen Turm.
bouwen
De kinderen bouwen een hoge toren.
cms/verbs-webp/111021565.webp
sich ekeln
Sie ekelt sich vor Spinnen.
walgen van
Ze walgde van spinnen.
cms/verbs-webp/47241989.webp
nachschlagen
Was man nicht weiß, muss man nachschlagen.
opzoeken
Wat je niet weet, moet je opzoeken.