Woordenlijst

Leer werkwoorden – Duits

cms/verbs-webp/109434478.webp
eröffnen
Das Fest wurde mit einem Feuerwerk eröffnet.
openen
Het festival werd geopend met vuurwerk.
cms/verbs-webp/10206394.webp
ertragen
Sie kann die Schmerzen kaum ertragen!
verdragen
Ze kan de pijn nauwelijks verdragen!
cms/verbs-webp/89025699.webp
schleppen
Der Esel schleppt eine schwere Last.
dragen
De ezel draagt een zware last.
cms/verbs-webp/106608640.webp
verwenden
Schon kleine Kinder verwenden Tablets.
gebruiken
Zelfs kleine kinderen gebruiken tablets.
cms/verbs-webp/120200094.webp
mischen
Man kann mit Gemüse einen gesunden Salat mischen.
mengen
Je kunt een gezonde salade met groenten mengen.
cms/verbs-webp/90539620.webp
vergehen
Die Zeit vergeht manchmal langsam.
voorbijgaan
De tijd gaat soms langzaam voorbij.
cms/verbs-webp/63351650.webp
annullieren
Der Flug ist annulliert.
annuleren
De vlucht is geannuleerd.
cms/verbs-webp/122394605.webp
wechseln
Der Automechaniker wechselt die Reifen.
vervangen
De automonteur vervangt de banden.
cms/verbs-webp/104820474.webp
klingen
Ihre Stimme klingt phantastisch!
klinken
Haar stem klinkt fantastisch.
cms/verbs-webp/99207030.webp
eintreffen
Das Flugzeug ist pünktlich eingetroffen.
aankomen
Het vliegtuig is op tijd aangekomen.
cms/verbs-webp/67035590.webp
springen
Er sprang ins Wasser.
springen
Hij sprong in het water.
cms/verbs-webp/58993404.webp
heimgehen
Nach der Arbeit geht er heim.
naar huis gaan
Hij gaat na het werk naar huis.