Wortschatz

Lernen Sie Verben – Niederländisch

cms/verbs-webp/46385710.webp
accepteren
Creditcards worden hier geaccepteerd.
akzeptieren
Hier werden Kreditkarten akzeptiert.
cms/verbs-webp/43100258.webp
ontmoeten
Soms ontmoeten ze elkaar in het trappenhuis.
zusammentreffen
Manchmal treffen sie im Treppenhaus zusammen.
cms/verbs-webp/90032573.webp
weten
De kinderen zijn erg nieuwsgierig en weten al veel.
wissen
Die Kinder sind sehr neugierig und wissen schon viel.
cms/verbs-webp/123492574.webp
trainen
Professionele atleten moeten elke dag trainen.
trainieren
Professionelle Sportler müssen jeden Tag trainieren.
cms/verbs-webp/125088246.webp
imiteren
Het kind imiteert een vliegtuig.
nachahmen
Das Kind ahmt ein Flugzeug nach.
cms/verbs-webp/120015763.webp
naar buiten willen
Het kind wil naar buiten.
hinauswollen
Das Kind will hinaus.
cms/verbs-webp/128159501.webp
mengen
Verschillende ingrediënten moeten worden gemengd.
vermengen
Verschiedene Zutaten müssen vermengt werden.
cms/verbs-webp/130288167.webp
schoonmaken
Ze maakt de keuken schoon.
reinigen
Sie reinigt die Küche.
cms/verbs-webp/101383370.webp
uitgaan
De meisjes gaan graag samen uit.
ausgehen
Die Mädchen gehen gern zusammen aus.
cms/verbs-webp/25599797.webp
besparen
Je bespaart geld als je de kamertemperatuur verlaagt.
verringern
Du sparst Geld, wenn du die Raumtemperatur verringerst.
cms/verbs-webp/98977786.webp
noemen
Hoeveel landen kun je noemen?
nennen
Wie viele Länder kannst du nennen?
cms/verbs-webp/124320643.webp
moeilijk vinden
Beiden vinden het moeilijk om afscheid te nemen.
schwerfallen
Der Abschied fällt beiden schwer.