Wortschatz

Lernen Sie Verben – Niederländisch

cms/verbs-webp/100965244.webp
naar beneden kijken
Ze kijkt naar beneden het dal in.
hinabsehen
Sie sieht ins Tal hinab.
cms/verbs-webp/106725666.webp
controleren
Hij controleert wie daar woont.
nachsehen
Er sieht nach, wer da wohnt.
cms/verbs-webp/125400489.webp
verlaten
Toeristen verlaten het strand rond de middag.
verlassen
Mittags verlassen die Touristen den Strand.
cms/verbs-webp/127620690.webp
belasten
Bedrijven worden op verschillende manieren belast.
besteuern
Unternehmen werden auf verschiedene Weise besteuert.
cms/verbs-webp/98060831.webp
uitgeven
De uitgever geeft deze tijdschriften uit.
herausgeben
Der Verlag gibt diese Zeitschriften heraus.
cms/verbs-webp/105934977.webp
genereren
We genereren elektriciteit met wind en zonlicht.
erzeugen
Wir erzeugen Strom mit Wind und Sonnenlicht.
cms/verbs-webp/89084239.webp
verminderen
Ik moet absoluut mijn stookkosten verminderen.
reduzieren
Ich muss unbedingt meine Heizkosten reduzieren.
cms/verbs-webp/105623533.webp
moeten
Men zou veel water moeten drinken.
sollen
Man soll viel Wasser trinken.
cms/verbs-webp/100011426.webp
beïnvloeden
Laat je niet door anderen beïnvloeden!
beeinflussen
Lass dich nicht von anderen beeinflussen!
cms/verbs-webp/114272921.webp
drijven
De cowboys drijven het vee met paarden.
treiben
Die Cowboys treiben das Vieh mit Pferden.
cms/verbs-webp/110056418.webp
een toespraak houden
De politicus houdt een toespraak voor veel studenten.
vortragen
Der Politiker trägt eine Rede vor vielen Studenten vor.
cms/verbs-webp/94796902.webp
de weg terugvinden
Ik kan de weg terug niet vinden.
zurückfinden
Ich kann den Weg nicht zurückfinden.