Wortschatz

Lernen Sie Verben – Niederländisch

cms/verbs-webp/114231240.webp
liegen
Hij liegt vaak als hij iets wil verkopen.
lügen
Er lügt oft, wenn er etwas verkaufen will.
cms/verbs-webp/78063066.webp
bewaren
Ik bewaar mijn geld in mijn nachtkastje.
aufbewahren
Ich bewahre mein Geld in meinem Nachttisch auf.
cms/verbs-webp/95543026.webp
deelnemen
Hij neemt deel aan de race.
teilnehmen
Er nimmt an dem Rennen teil.
cms/verbs-webp/8451970.webp
bespreken
De collega’s bespreken het probleem.
erörtern
Die Kollegen erörtern das Problem.
cms/verbs-webp/28787568.webp
verdwalen
Mijn sleutel is vandaag verloren gegaan!
verlorengehen
Heute ist mein Schlüssel verlorengegangen!
cms/verbs-webp/120282615.webp
investeren
Waar moeten we ons geld in investeren?
investieren
In was sollen wir unser Geld investieren?
cms/verbs-webp/94312776.webp
weggeven
Ze geeft haar hart weg.
verschenken
Sie verschenkt ihr Herz.
cms/verbs-webp/53284806.webp
out-of-the-box denken
Om succesvol te zijn, moet je soms out-of-the-box denken.
querdenken
Wer Erfolg haben will, muss auch mal querdenken.
cms/verbs-webp/66441956.webp
opschrijven
Je moet het wachtwoord opschrijven!
aufschreiben
Du musst dir das Passwort aufschreiben!
cms/verbs-webp/102823465.webp
tonen
Ik kan een visum in mijn paspoort tonen.
vorweisen
Ich kann ein Visum in meinem Pass vorweisen.
cms/verbs-webp/58477450.webp
verhuren
Hij verhuurt zijn huis.
vermieten
Er vermietet sein Haus.
cms/verbs-webp/120655636.webp
updaten
Tegenwoordig moet je je kennis voortdurend updaten.
aktualisieren
Heutzutage muss man ständig sein Wissen aktualisieren.