Wortschatz

Lernen Sie Verben – Niederländisch

cms/verbs-webp/18316732.webp
doorrijden
De auto rijdt door een boom.
durchfahren
Das Auto durchfährt einen Baum.
cms/verbs-webp/38296612.webp
bestaan
Dinosaurussen bestaan tegenwoordig niet meer.
existieren
Dinosaurier existieren heute nicht mehr.
cms/verbs-webp/71991676.webp
achterlaten
Ze hebben hun kind per ongeluk op het station achtergelaten.
zurücklassen
Sie ließen ihr Kind versehentlich am Bahnhof zurück.
cms/verbs-webp/104820474.webp
klinken
Haar stem klinkt fantastisch.
klingen
Ihre Stimme klingt phantastisch!
cms/verbs-webp/122398994.webp
doden
Pas op, je kunt iemand doden met die bijl!
umbringen
Vorsicht, mit dieser Axt kann man jemanden umbringen!
cms/verbs-webp/47062117.webp
rondkomen
Ze moet rondkomen met weinig geld.
auskommen
Sie muss mit wenig Geld auskommen.
cms/verbs-webp/123619164.webp
zwemmen
Ze zwemt regelmatig.
schwimmen
Sie schwimmt regelmäßig.
cms/verbs-webp/120515454.webp
voeden
De kinderen voeden het paard.
füttern
Die Kinder füttern das Pferd.
cms/verbs-webp/75487437.webp
leiden
De meest ervaren wandelaar leidt altijd.
vorangehen
Der erfahrenste Wanderer geht immer voran.
cms/verbs-webp/77883934.webp
genoeg zijn
Dat is genoeg, je irriteert!
reichen
Das reicht jetzt, Sie nerven!
cms/verbs-webp/93393807.webp
gebeuren
Vreemde dingen gebeuren in dromen.
geschehen
Im Traum geschehen komische Dinge.
cms/verbs-webp/124320643.webp
moeilijk vinden
Beiden vinden het moeilijk om afscheid te nemen.
schwerfallen
Der Abschied fällt beiden schwer.