Wortschatz

Lernen Sie Verben – Niederländisch

cms/verbs-webp/120220195.webp
verkopen
De handelaren verkopen veel goederen.
verkaufen
Die Händler verkaufen viele Waren.
cms/verbs-webp/49853662.webp
schrijven op
De kunstenaars hebben op de hele muur geschreven.
vollschreiben
Die Künstler haben die ganze Wand vollgeschrieben.
cms/verbs-webp/106851532.webp
elkaar aankijken
Ze keken elkaar lang aan.
sich ansehen
Sie haben sich lange angesehen.
cms/verbs-webp/91930309.webp
importeren
We importeren fruit uit veel landen.
einführen
Wir führen Obst aus vielen Ländern ein.
cms/verbs-webp/86583061.webp
betalen
Ze betaalde met een creditcard.
bezahlen
Sie bezahlte per Kreditkarte.
cms/verbs-webp/89635850.webp
draaien
Ze pakte de telefoon en draaide het nummer.
wählen
Sie griff zum Telefon und wählte die Nummer.
cms/verbs-webp/60625811.webp
vernietigen
De bestanden worden volledig vernietigd.
vernichten
Die Akten werden komplett vernichtet.
cms/verbs-webp/78063066.webp
bewaren
Ik bewaar mijn geld in mijn nachtkastje.
aufbewahren
Ich bewahre mein Geld in meinem Nachttisch auf.
cms/verbs-webp/115267617.webp
durven
Ze durfden uit het vliegtuig te springen.
wagen
Sie haben den Sprung aus dem Flugzeug gewagt.
cms/verbs-webp/60111551.webp
nemen
Ze moet veel medicatie nemen.
einnehmen
Sie muss viele Medikamente einnehmen.
cms/verbs-webp/112408678.webp
uitnodigen
Wij nodigen je uit voor ons oudejaarsfeest.
einladen
Wir laden euch zu unserer Silvesterparty ein.
cms/verbs-webp/106682030.webp
terugvinden
Na de verhuizing kon ik mijn paspoort niet meer terugvinden.
wiederfinden
Nach dem Umzug konnte ich meinen Pass nicht wiederfinden.