Wortschatz

Lernen Sie Verben – Niederländisch

cms/verbs-webp/67955103.webp
eten
De kippen eten de granen.
fressen
Die Hühner fressen die Körner.
cms/verbs-webp/101709371.webp
produceren
Men kan goedkoper produceren met robots.
produzieren
Man kann mit Robotern billiger produzieren.
cms/verbs-webp/73880931.webp
schoonmaken
De werker maakt het raam schoon.
putzen
Der Arbeiter putzt das Fenster.
cms/verbs-webp/120515454.webp
voeden
De kinderen voeden het paard.
füttern
Die Kinder füttern das Pferd.
cms/verbs-webp/120254624.webp
leiden
Hij leidt graag een team.
leiten
Es macht ihm Spaß, ein Team zu leiten.
cms/verbs-webp/91930309.webp
importeren
We importeren fruit uit veel landen.
einführen
Wir führen Obst aus vielen Ländern ein.
cms/verbs-webp/111063120.webp
leren kennen
Vreemde honden willen elkaar leren kennen.
sich kennenlernen
Fremde Hunde wollen sich kennenlernen.
cms/verbs-webp/107299405.webp
vragen
Hij vraagt haar om vergeving.
bitten
Er bittet sie um Verzeihung.
cms/verbs-webp/47241989.webp
opzoeken
Wat je niet weet, moet je opzoeken.
nachschlagen
Was man nicht weiß, muss man nachschlagen.
cms/verbs-webp/47969540.webp
blind worden
De man met de badges is blind geworden.
erblinden
Der Mann mit den Abzeichen ist erblindet.
cms/verbs-webp/78073084.webp
liggen
Ze waren moe en gingen liggen.
sich hinlegen
Sie waren müde und legten sich hin.
cms/verbs-webp/80325151.webp
voltooien
Ze hebben de moeilijke taak voltooid.
vollenden
Sie haben die schwierige Aufgabe vollendet.