Wortschatz
Lernen Sie Verben – Niederländisch
melden
Iedereen aan boord meldt zich bij de kapitein.
unterstehen
Alle an Bord unterstehen dem Kapitän.
genoeg zijn
Een salade is voor mij genoeg voor de lunch.
genügen
Ein Salat genügt mir zum Mittagessen.
consumeren
Ze consumeert een stukje taart.
verzehren
Sie verzehrt ein Stück Kuchen.
elkaar aankijken
Ze keken elkaar lang aan.
sich ansehen
Sie haben sich lange angesehen.
zitten
Er zitten veel mensen in de kamer.
sitzen
Viele Menschen sitzen im Raum.
missen
Hij mist zijn vriendin erg.
vermissen
Er vermisst seine Freundin sehr.
bezorgen
Onze dochter bezorgt kranten tijdens de vakantie.
austragen
Unsere Tochter trägt in den Ferien Zeitungen aus.
weggooien
Deze oude rubberen banden moeten apart worden weggegooid.
beseitigen
Diese alten Gummireifen müssen gesondert beseitigt werden.
wekken
De wekker wekt haar om 10 uur ’s ochtends.
wecken
Der Wecker weckt sie um 10 Uhr.
bewust zijn van
Het kind is zich bewust van de ruzie van zijn ouders.
mitbekommen
Das Kind bekommt den Streit seiner Eltern mit.
eindigen
De route eindigt hier.
enden
Hier endet die Strecke.