Woordenlijst
Leer werkwoorden – Duits
hervorrufen
Zucker ruft viele Krankheiten hervor.
veroorzaken
Suiker veroorzaakt veel ziekten.
beantworten
Der Schüler beantwortet die Frage.
antwoorden
De student beantwoordt de vraag.
aufbewahren
Ich bewahre mein Geld in meinem Nachttisch auf.
bewaren
Ik bewaar mijn geld in mijn nachtkastje.
ausbreiten
Er breitet die Arme weit aus.
uitspreiden
Hij spreidt zijn armen wijd uit.
stehenbleiben
Bei Rot muss man an der Ampel stehenbleiben.
stoppen
Je moet stoppen bij het rode licht.
durchgehen
Kann die Katze durch dieses Loch durchgehen?
doorgaan
Kan de kat door dit gat gaan?
hinzufügen
Sie fügt dem Kaffee noch etwas Milch hinzu.
toevoegen
Ze voegt wat melk toe aan de koffie.
herauskommen
Was kommt aus dem Ei heraus?
uitkomen
Wat komt er uit het ei?
wiedersehen
Sie sehen endlich einander wieder.
weerzien
Ze zien elkaar eindelijk weer.
vorbeikommen
Die Ärzte kommen jeden Tag bei der Patientin vorbei.
langskomen
De artsen komen elke dag bij de patiënt langs.
unternehmen
Ich habe schon viele Reisen unternommen.
ondernemen
Ik heb veel reizen ondernomen.