Woordenlijst
Leer werkwoorden – Duits

prüfen
Der Mechaniker prüft die Funktionen des Autos.
controleren
De monteur controleert de functies van de auto.

drücken
Er drückt auf den Knopf.
drukken
Hij drukt op de knop.

schwindeln
In einer Notsituation muss man manchmal schwindeln.
liegen
Soms moet men liegen in een noodsituatie.

überspringen
Der Athlet muss das Hindernis überspringen.
overspringen
De atleet moet over het obstakel springen.

erörtern
Die Kollegen erörtern das Problem.
bespreken
De collega’s bespreken het probleem.

sich zusammenfinden
Es ist schön, wenn sich zwei zusammenfinden.
samenkomen
Het is fijn als twee mensen samenkomen.

teilen
Wir müssen lernen, unseren Wohlstand zu teilen.
delen
We moeten leren onze rijkdom te delen.

zurückgehen
Er kann nicht allein zurückgehen.
teruggaan
Hij kan niet alleen teruggaan.

nennen
Wie viele Länder kannst du nennen?
noemen
Hoeveel landen kun je noemen?

hinwerfen
Er hat seinen Job hingeworfen.
stoppen
Hij stopte met zijn baan.

belohnen
Er wurde mit einer Medaille belohnt.
belonen
Hij werd beloond met een medaille.
