Woordenlijst

Leer werkwoorden – Duits

cms/verbs-webp/123546660.webp
prüfen
Der Mechaniker prüft die Funktionen des Autos.
controleren
De monteur controleert de functies van de auto.
cms/verbs-webp/88597759.webp
drücken
Er drückt auf den Knopf.
drukken
Hij drukt op de knop.
cms/verbs-webp/99725221.webp
schwindeln
In einer Notsituation muss man manchmal schwindeln.
liegen
Soms moet men liegen in een noodsituatie.
cms/verbs-webp/85010406.webp
überspringen
Der Athlet muss das Hindernis überspringen.
overspringen
De atleet moet over het obstakel springen.
cms/verbs-webp/8451970.webp
erörtern
Die Kollegen erörtern das Problem.
bespreken
De collega’s bespreken het probleem.
cms/verbs-webp/34979195.webp
sich zusammenfinden
Es ist schön, wenn sich zwei zusammenfinden.
samenkomen
Het is fijn als twee mensen samenkomen.
cms/verbs-webp/113671812.webp
teilen
Wir müssen lernen, unseren Wohlstand zu teilen.
delen
We moeten leren onze rijkdom te delen.
cms/verbs-webp/111750395.webp
zurückgehen
Er kann nicht allein zurückgehen.
teruggaan
Hij kan niet alleen teruggaan.
cms/verbs-webp/98977786.webp
nennen
Wie viele Länder kannst du nennen?
noemen
Hoeveel landen kun je noemen?
cms/verbs-webp/44127338.webp
hinwerfen
Er hat seinen Job hingeworfen.
stoppen
Hij stopte met zijn baan.
cms/verbs-webp/91147324.webp
belohnen
Er wurde mit einer Medaille belohnt.
belonen
Hij werd beloond met een medaille.
cms/verbs-webp/107996282.webp
verweisen
Die Lehrerin verweist auf das Beispiel an der Tafel.
verwijzen
De leraar verwijst naar het voorbeeld op het bord.