Woordenlijst
Leer werkwoorden – Engels (US)

cover
The child covers itself.
bedekken
Het kind bedekt zichzelf.

exercise
She exercises an unusual profession.
uitoefenen
Ze oefent een ongewoon beroep uit.

belong
My wife belongs to me.
toebehoren
Mijn vrouw behoort mij toe.

use
We use gas masks in the fire.
gebruiken
We gebruiken gasmaskers in het vuur.

burn
He burned a match.
aansteken
Hij stak een lucifer aan.

pass by
The two pass by each other.
voorbijgaan
De twee lopen elkaar voorbij.

come closer
The snails are coming closer to each other.
dichterbij komen
De slakken komen dichter bij elkaar.

check
The dentist checks the patient’s dentition.
controleren
De tandarts controleert het gebit van de patiënt.

walk
This path must not be walked.
bewandelen
Dit pad mag niet bewandeld worden.

listen to
The children like to listen to her stories.
luisteren naar
De kinderen luisteren graag naar haar verhalen.

initiate
They will initiate their divorce.
initiëren
Ze zullen hun scheiding initiëren.
