Woordenlijst
Leer werkwoorden – Engels (US)

check
The mechanic checks the car’s functions.
controleren
De monteur controleert de functies van de auto.

call on
My teacher often calls on me.
aanspreken
Mijn leraar spreekt me vaak aan.

take
She has to take a lot of medication.
nemen
Ze moet veel medicatie nemen.

spend
She spends all her free time outside.
doorbrengen
Ze brengt al haar vrije tijd buiten door.

set
The date is being set.
vaststellen
De datum wordt vastgesteld.

hang down
Icicles hang down from the roof.
hangen
IJsspegels hangen van het dak.

share
We need to learn to share our wealth.
delen
We moeten leren onze rijkdom te delen.

cancel
He unfortunately canceled the meeting.
annuleren
Hij heeft helaas de vergadering geannuleerd.

imagine
She imagines something new every day.
voorstellen
Ze stelt zich elke dag iets nieuws voor.

improve
She wants to improve her figure.
verbeteren
Ze wil haar figuur verbeteren.

divide
They divide the housework among themselves.
verdelen
Ze verdelen het huishoudelijk werk onder elkaar.
