Woordenlijst
Leer werkwoorden – Engels (US)
listen
He is listening to her.
luisteren
Hij luistert naar haar.
go back
He can’t go back alone.
teruggaan
Hij kan niet alleen teruggaan.
appear
A huge fish suddenly appeared in the water.
verschijnen
Er verscheen plotseling een grote vis in het water.
lie behind
The time of her youth lies far behind.
achterliggen
De tijd van haar jeugd ligt ver achter haar.
repeat a year
The student has repeated a year.
overdoen
De student heeft een jaar overgedaan.
deliver
The delivery person is bringing the food.
brengen
De bezorger brengt het eten.
demand
He demanded compensation from the person he had an accident with.
eisen
Hij eiste compensatie van de persoon waarmee hij een ongeluk had.
vote
The voters are voting on their future today.
stemmen
De kiezers stemmen vandaag over hun toekomst.
use
She uses cosmetic products daily.
gebruiken
Ze gebruikt dagelijks cosmetische producten.
listen
She listens and hears a sound.
luisteren
Ze luistert en hoort een geluid.
hang
Both are hanging on a branch.
hangen
Ze hangen beide aan een tak.