Woordenlijst

Leer werkwoorden – Zweeds

cms/verbs-webp/123492574.webp
träna
Professionella idrottare måste träna varje dag.
trainen
Professionele atleten moeten elke dag trainen.
cms/verbs-webp/101742573.webp
måla
Hon har målat sina händer.
schilderen
Ze heeft haar handen geschilderd.
cms/verbs-webp/84365550.webp
transportera
Lastbilen transporterar varorna.
vervoeren
De vrachtwagen vervoert de goederen.
cms/verbs-webp/91147324.webp
belöna
Han belönades med en medalj.
belonen
Hij werd beloond met een medaille.
cms/verbs-webp/123298240.webp
träffa
Vännerna träffades för en gemensam middag.
ontmoeten
De vrienden ontmoetten elkaar voor een gezamenlijk diner.
cms/verbs-webp/120368888.webp
berätta
Hon berättade en hemlighet för mig.
vertellen
Ze vertelde me een geheim.
cms/verbs-webp/103719050.webp
utveckla
De utvecklar en ny strategi.
ontwikkelen
Ze ontwikkelen een nieuwe strategie.
cms/verbs-webp/110775013.webp
skriva ner
Hon vill skriva ner sin affärsidé.
opschrijven
Ze wil haar zakelijk idee opschrijven.
cms/verbs-webp/131098316.webp
gifta sig
Minderåriga får inte gifta sig.
trouwen
Minderjarigen mogen niet trouwen.
cms/verbs-webp/53646818.webp
släppa in
Det snöade ute och vi släppte in dem.
binnenlaten
Buiten sneeuwde het en we lieten ze binnen.
cms/verbs-webp/61389443.webp
ligga
Barnen ligger tillsammans i gräset.
liggen
De kinderen liggen samen in het gras.
cms/verbs-webp/74176286.webp
skydda
Modern skyddar sitt barn.
beschermen
De moeder beschermt haar kind.