Woordenlijst

Leer werkwoorden – Zweeds

cms/verbs-webp/77883934.webp
räcka
Det räcker nu, du är irriterande!
genoeg zijn
Dat is genoeg, je irriteert!
cms/verbs-webp/101709371.webp
producera
Man kan producera billigare med robotar.
produceren
Men kan goedkoper produceren met robots.
cms/verbs-webp/67232565.webp
enas
Grannarna kunde inte enas om färgen.
eens zijn
De buren konden het niet eens worden over de kleur.
cms/verbs-webp/8482344.webp
kyssa
Han kysser bebisen.
kussen
Hij kust de baby.
cms/verbs-webp/47241989.webp
slå upp
Vad du inte vet måste du slå upp.
opzoeken
Wat je niet weet, moet je opzoeken.
cms/verbs-webp/111750395.webp
gå tillbaka
Han kan inte gå tillbaka ensam.
teruggaan
Hij kan niet alleen teruggaan.
cms/verbs-webp/125385560.webp
tvätta
Modern tvättar sitt barn.
wassen
De moeder wast haar kind.
cms/verbs-webp/118826642.webp
förklara
Farfar förklarar världen för sin sonson.
uitleggen
Opa legt de wereld uit aan zijn kleinzoon.
cms/verbs-webp/121112097.webp
måla
Jag har målat en vacker bild åt dig!
schilderen
Ik heb een mooi schilderij voor je geschilderd!
cms/verbs-webp/93393807.webp
hända
Konstiga saker händer i drömmar.
gebeuren
Vreemde dingen gebeuren in dromen.
cms/verbs-webp/96586059.webp
avskeda
Chefen har avskedat honom.
ontslaan
De baas heeft hem ontslagen.
cms/verbs-webp/114379513.webp
täcka
Näckrosorna täcker vattnet.
bedekken
De waterlelies bedekken het water.