Woordenlijst
Leer werkwoorden – Zweeds

räcka
Det räcker nu, du är irriterande!
genoeg zijn
Dat is genoeg, je irriteert!

producera
Man kan producera billigare med robotar.
produceren
Men kan goedkoper produceren met robots.

enas
Grannarna kunde inte enas om färgen.
eens zijn
De buren konden het niet eens worden over de kleur.

kyssa
Han kysser bebisen.
kussen
Hij kust de baby.

slå upp
Vad du inte vet måste du slå upp.
opzoeken
Wat je niet weet, moet je opzoeken.

gå tillbaka
Han kan inte gå tillbaka ensam.
teruggaan
Hij kan niet alleen teruggaan.

tvätta
Modern tvättar sitt barn.
wassen
De moeder wast haar kind.

förklara
Farfar förklarar världen för sin sonson.
uitleggen
Opa legt de wereld uit aan zijn kleinzoon.

måla
Jag har målat en vacker bild åt dig!
schilderen
Ik heb een mooi schilderij voor je geschilderd!

hända
Konstiga saker händer i drömmar.
gebeuren
Vreemde dingen gebeuren in dromen.

avskeda
Chefen har avskedat honom.
ontslaan
De baas heeft hem ontslagen.
