Woordenlijst
Leer werkwoorden – Portugees (BR)
imprimir
Livros e jornais estão sendo impressos.
drukken
Boeken en kranten worden gedrukt.
desistir
Ele desistiu do seu trabalho.
stoppen
Hij stopte met zijn baan.
partir
Quando o sinal mudou, os carros partiram.
wegrijden
Toen het licht veranderde, reden de auto’s weg.
arrancar
As ervas daninhas precisam ser arrancadas.
verwijderen
Onkruid moet verwijderd worden.
viajar
Ele gosta de viajar e já viu muitos países.
reizen
Hij reist graag en heeft veel landen gezien.
responder
O estudante responde à pergunta.
antwoorden
De student beantwoordt de vraag.
perder-se
Eu me perdi no caminho.
verdwalen
Ik ben onderweg verdwaald.
noivar
Eles secretamente ficaram noivos!
verloven
Ze hebben stiekem verloofd!
andar
As crianças gostam de andar de bicicleta ou patinetes.
rijden
Kinderen rijden graag op fietsen of steps.
mostrar
Posso mostrar um visto no meu passaporte.
tonen
Ik kan een visum in mijn paspoort tonen.
entender
Não se pode entender tudo sobre computadores.
begrijpen
Men kan niet alles over computers begrijpen.