Woordenlijst
Leer werkwoorden – Portugees (BR)
imaginar
Ela imagina algo novo todos os dias.
voorstellen
Ze stelt zich elke dag iets nieuws voor.
deixar
Ela me deixou uma fatia de pizza.
achterlaten
Ze liet een stuk pizza voor me achter.
lidar
Tem-se que lidar com problemas.
omgaan
Men moet met problemen omgaan.
chegar
Ele chegou na hora certa.
aankomen
Hij kwam net op tijd aan.
publicar
Publicidade é frequentemente publicada em jornais.
publiceren
Reclame wordt vaak in kranten gepubliceerd.
conhecer
Cães estranhos querem se conhecer.
leren kennen
Vreemde honden willen elkaar leren kennen.
ligar
Ela só pode ligar durante o intervalo do almoço.
bellen
Ze kan alleen bellen tijdens haar lunchpauze.
monitorar
Tudo aqui é monitorado por câmeras.
monitoren
Alles wordt hier door camera’s gemonitord.
olhar um para o outro
Eles se olharam por muito tempo.
elkaar aankijken
Ze keken elkaar lang aan.
concordar
Os vizinhos não conseguiram concordar sobre a cor.
eens zijn
De buren konden het niet eens worden over de kleur.
chutar
Cuidado, o cavalo pode chutar!
schoppen
Pas op, het paard kan schoppen!